ECLI:NL:HR:2006:AY8772
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Wijziging van gezags-, omgangs- en contactregelingen tussen ouders met internationale woonplaats
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een in Australië woonachtige vader en een moeder die met hun minderjarige kinderen in Nederland woont. De vader verzoekt om wijziging van de door de Australische rechter vastgelegde gezags-, omgangs- en contactregelingen. De zaak begint met een vonnis van 'The Family Court of Australia' op 31 mei 2002, waarin afspraken zijn vastgelegd over de omgang en het gezamenlijk gezag over de kinderen. De vader vraagt in 2003 de rechtbank Utrecht om deze afspraken naar Nederlands recht vast te leggen. De moeder verzet zich hiertegen en vraagt om wijziging van de bestaande regelingen, met als doel het alleenstaande gezag over de kinderen te verkrijgen.
De rechtbank wijst het verzoek van de vader af en gaat akkoord met de wijziging van de contactregeling zoals door de moeder gevraagd. De moeder krijgt het verzoek om alleen het gezag te hebben over de kinderen afgewezen. Beide partijen gaan in hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam. Het hof wijzigt de eerdere afspraken en bepaalt dat de moeder alleen met het ouderlijk gezag over de kinderen wordt belast, terwijl de vader recht heeft op omgang met de kinderen gedurende de zomervakantie.
De vader gaat in cassatie tegen de beslissingen van het hof. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de vader niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters.