ECLI:NL:HR:2006:AY8772

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R05/036HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezags-, omgangs- en contactregelingen tussen ouders met internationale woonplaats

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een in Australië woonachtige vader en een moeder die met hun minderjarige kinderen in Nederland woont. De vader verzoekt om wijziging van de door de Australische rechter vastgelegde gezags-, omgangs- en contactregelingen. De zaak begint met een vonnis van 'The Family Court of Australia' op 31 mei 2002, waarin afspraken zijn vastgelegd over de omgang en het gezamenlijk gezag over de kinderen. De vader vraagt in 2003 de rechtbank Utrecht om deze afspraken naar Nederlands recht vast te leggen. De moeder verzet zich hiertegen en vraagt om wijziging van de bestaande regelingen, met als doel het alleenstaande gezag over de kinderen te verkrijgen.

De rechtbank wijst het verzoek van de vader af en gaat akkoord met de wijziging van de contactregeling zoals door de moeder gevraagd. De moeder krijgt het verzoek om alleen het gezag te hebben over de kinderen afgewezen. Beide partijen gaan in hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam. Het hof wijzigt de eerdere afspraken en bepaalt dat de moeder alleen met het ouderlijk gezag over de kinderen wordt belast, terwijl de vader recht heeft op omgang met de kinderen gedurende de zomervakantie.

De vader gaat in cassatie tegen de beslissingen van het hof. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de vader niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters.

Uitspraak

1 december 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/036HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats], Australië,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van "The Family Court of Australia" te Parramatta van 31 mei 2002 zijn in "Orders" de tussen verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de vader - en verweerster in cassatie - verder te noemen: de moeder - overeengekomen afspraken ("terms of settlement") ter zake van een omgangs-, contact- en informatieregeling tussen de vader en de minderjarige kinderen van partijen vastgelegd. Voorts is bepaald dat partijen gezamenlijk het gezag over de minderjarige kinderen zullen uitoefenen.
Met een op 27 juni 2003 ter griffie van de rechtbank te Utrecht ingekomen verzoekschrift heeft de vader zich gewend tot die rechtbank en verzocht om de in het vonnis van The Family Court of Australia tussen partijen overeengekomen "Orders" voor zover mogelijk naar Nederlands recht vast te leggen.
De moeder heeft het verzoek bestreden en van haar kant de rechtbank verzocht de bestaande omgangsregeling en contact- en informatieregeling te wijzigen en te bepalen dat zij voortaan alleen belast zal zijn met het ouderlijk gezag over de kinderen.
De rechtbank heeft bij beschikking van 1 oktober 2003 het verzoek van de vader afgewezen. Het verzoek van de moeder met betrekking tot wijziging van de contact- en informatieregeling heeft de rechtbank toegewezen. Voorts heeft de rechtbank het verzoek van de moeder tot wijziging van de omgangsregeling en het verzoek om de moeder met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten afgewezen.
Tegen een gedeelte van deze beschikking heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De vader heeft eveneens hoger beroep ingesteld.
Na een tussenbeschikking van 10 juni 2004, heeft het hof bij eindbeschikking van 9 december 2004 de "Orders" van The Family Court of Australia van 31 mei 2002, en daarmee de "terms of settlement" van 31 mei 2002 aldus gewijzigd dat:
- het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen wordt beëindigd en dat de moeder alleen met het ouderlijk gezag over de kinderen wordt belast;
- de vader met ingang van 2005 elk jaar recht heeft op omgang met de kinderen, gedurende het begin van de zomervakantie voor een periode van vier aaneengesloten weken in Australië of het Verenigd Koninkrijk.
Het hof heeft de beschikking waarvan beroep in zoverre vernietigd en deze voor het overige bekrachtigd. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
Beide beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen zowel de tussenbeschikking als de eindbeschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 december 2006.