ECLI:NL:HR:2006:AY8653

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
41421
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • E.N. Punt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling bij compromis tussen procespartijen in vennootschapsbelastingzaak

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X1 B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 4 augustus 2004, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1998. De belanghebbende kreeg een aanslag opgelegd van ƒ 56.121 en een boete van ƒ 250 wegens het niet-tijdig doen van aangifte. Na bezwaar tegen de aanslag en de boete, heeft de Inspecteur deze handhaafd. Het Hof heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot € 25.072. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is toegelicht door mr. Verboom, advocaat te Eindhoven. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er sprake was van beroepsmatig verleende rechtsbijstand en dat de proceskostenveroordeling van de Inspecteur in de kosten van de procedure voor het Hof niet correct was, aangezien het Hof geen veroordeling had uitgesproken ondanks dat de belanghebbende in het gelijk was gesteld.

De Hoge Raad heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd voor zover het betreft de proceskostenveroordeling, en gelast dat de Staat het griffierecht van € 409 aan de belanghebbende vergoedt. Daarnaast is de Minister van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof, vastgesteld op € 161. De Hoge Raad heeft de Staat aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Uitspraak

Nr. 41.421
22 september 2006
LC
gewezen op het beroep in cassatie van X1 B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 4 augustus 2004, nr. 03/00119, betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.
1. Aanslag, beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 56.121, alsmede een boete van ƒ 250 wegens het niet-tijdig doen van aangifte. De aanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar bedrag van € 25.072. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. Verboom, advocaat te Eindhoven.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Het Hof heeft, hoewel het belanghebbendes beroep gegrond heeft verklaard, geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Dienaangaande heeft het geoordeeld dat daarbij in aanmerking is genomen dat de vermindering van de aanslag en de in verband daarmee uit te spreken vernietiging van de uitspraak uitsluitend voortvloeien uit een tussen partijen tijdens het vooronderzoek bereikt compromis over de als bedrijfslast in aanmerking te nemen energiekosten.
3.2. De klacht die tegen dit oordeel opkomt, slaagt. De omstandigheid dat tussen partijen tijdens het vooronderzoek een compromis is bereikt in vorenbedoelde zin is geen grond voor het maken van een uitzondering op de regel dat, indien een belanghebbende die bij het gerechtshof tegen een besluit van een bestuursorgaan in beroep is gekomen, geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, het bestuursorgaan in de kosten van het geding voor het gerechtshof wordt veroordeeld.
3.3. De overige klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.4. Gelet op het hiervoor in 3.2 overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
De tot de gedingstukken behorende, op belanghebbendes naam gestelde facturen betreffende beroepsprocedures laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat bij het geding voor het Hof sprake is geweest van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Bij de veroordeling van de Inspecteur in de kosten van de procedure voor het Hof wordt in aanmerking genomen dat die procedure samenhangt met de aan de zaak met nummer 41422 ten grondslag liggende hofprocedure, als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. In laatstgenoemde zaak wijst de Hoge Raad heden eveneens arrest.
4. Proceskosten
De Minister van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie met betrekking tot de schriftelijke toelichting en de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, doch uitsluitend voorzover in die uitspraak een proceskostenveroordeling achterwege is gelaten,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 409,
veroordeelt de Minister van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 322, derhalve € 161, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en
wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, de vicepresident D.G. van Vliet, en de raadsheren P. Lourens, C.B. Bavinck en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2006.