ECLI:NL:HR:2006:AY8652
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag en boetebeschikking in inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 4 augustus 2004, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en een daarbij gegeven boetebeschikking. De navorderingsaanslag was opgelegd voor het jaar 1998, met een belastbaar inkomen van ƒ 56.298 en een boete van ƒ 8911. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag en boete gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de boetebeschikking en verminderde de boete tot € 3919, maar handhaafde de navorderingsaanslag. Belanghebbende ging vervolgens in cassatie tegen deze uitspraak.
In cassatie werd vastgesteld dat belanghebbende in 1998 samen met zijn echtgenote een vennootschap onder firma exploiteerde en tevens directeur en enig aandeelhouder was van X1 B.V., die op 12 mei 1998 werd opgericht. De B.V. had in de tweede helft van 1997 een bedrag van ƒ 48.000 aan de echtgenote van belanghebbende gecrediteerd. Het Hof oordeelde dat deze creditering als een uitdeling van winst moest worden aangemerkt, bekrachtigd bij de oprichting van de B.V. op 12 mei 1998.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie konden leiden. De uitdeling kon niet eerder dan op de oprichtingsdatum van de B.V. in aanmerking worden genomen, en de klachten waren niet van zodanige aard dat ze een nadere motivering vereisten. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest werd uitgesproken op 22 september 2006 door de vicepresident en andere rechters in het openbaar.