ECLI:NL:HR:2006:AY8648
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Vervreemding kapitaalverzekering met lijfrenteclausule aan binnenlander met verrekenbare verliezen, schijnhandeling?
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 18 mei 2004. De belanghebbende, een binnenlandse belastingplichtige, kreeg voor het jaar 1990 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 379.812. Later werd er een navorderingsaanslag opgelegd, waarbij het belastbaar inkomen werd verhoogd naar ƒ 467.181. De belanghebbende maakte bezwaar tegen deze navorderingsaanslag, maar de Inspecteur handhaafde deze. Hierop volgde beroep bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de uitspraak van de Inspecteur vernietigde. De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat voor het bestaan van een overeenkomst tot verkoop van de kapitaalverzekering vereist is dat de wil van beide partijen daarop gericht is. Het Hof had geoordeeld dat niet aannemelijk was dat de werkelijke wil van de belanghebbende erop was gericht dat de polis ten gunste van hem zou worden afgekocht. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en verklaart het principale beroep ongegrond. Tevens wordt de Minister van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het incidentele beroep van de belanghebbende behoeft geen behandeling, omdat het was ingesteld voor het geval het principale beroep tot vernietiging van de uitspraak zou leiden, wat niet is gebeurd.