ECLI:NL:HR:2006:AY8642

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
40472
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verliesverrekeningssysteem en aanslag inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 november 2003. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998, waarbij aan belanghebbende een aanslag van nihil en een boete van ƒ 2500 is opgelegd. Gelijktijdig heeft de Inspecteur het bedrag van het met het inkomen van dat jaar verrekende verlies vastgesteld op ƒ 31.772 en de per 31 december 1998 nog te verrekenen verliezen op ƒ 20.322. Na bezwaar tegen deze uitspraken heeft het Hof het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de verrekenbare verliezen verhoogd tot ƒ 40.173, met een boete verminderd tot ƒ 300.

In cassatie is vastgesteld dat het aanslagbiljet de belanghebbende heeft geïnformeerd over de vaststelling van het belastbare inkomen en de verrekening van verliezen. Het Hof heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de hoogte van het inkomen ten onrechte geduid als gericht tegen de vaststelling van het bedrag van de nog verrekenbare verliezen. De Hoge Raad oordeelt dat het systeem van verliesverrekening in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 niet voorziet in het bij voor bezwaar vatbare beschikking vaststellen van het beloop van onverrekende verliezen. Hierdoor had het Hof het verrekende verlies voor het jaar 1998 lager moeten vaststellen.

De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent de aanslag, de boete, het griffierecht en de proceskosten, en stelt het bedrag van het met het inkomen van het jaar 1998 verrekende verlies vast op ƒ 11.921. Dit arrest is gewezen door de vicepresident en twee raadsheren, en openbaar uitgesproken op 22 september 2006.

Uitspraak

Nr. 40.472
22 september 2006
PEB
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 november 2003, nr. P01/01675, betreffende na te melden aan X te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd van nihil alsmede een boete van ƒ 2500. Gelijktijdig met het vaststellen van deze aanslag heeft de Inspecteur, bij beschikking het bedrag van het met het inkomen van dat jaar verrekende verlies vastgesteld op ƒ 31.772 en de per 31 december 1998 nog (beperkt) te verrekenen verliezen vastgesteld op ƒ 20.322.
Deze aanslag en deze beschikking zijn, na daartegen gemaakte bezwaren, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de verrekenbare verliezen op 31 december 1998 verhoogd tot ƒ 40.173, waarvan ƒ 0 onbeperkt verrekenbaar en ƒ 40.173 beperkt verrekenbaar en de bij beschikking vastgestelde boete tot op ƒ 300 (€ 136,13) verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Het aanslagbiljet, waarmee de aanslag en de beschikkingen waarom het hier gaat, zijn bekendgemaakt, vermeldt onder meer:
Toelichting bij uw vastgestelde belastbare inkomen en de verrekening van verliezen
Het bedrag van het verlies en/of het bedrag van de nog te verrekenen verliezen is op grond van art. 51a resp. 52a van de Wet op de inkomstenbelasting vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking. Tegen deze beschikking(en) kunt u binnen zes weken bezwaar maken bij de inspecteur.
Het totaalbedrag van de nog te verrekenen verliezen op 1 januari 1998 is vastgesteld op ƒ 52.094, waarvan ƒ 0 onbeperkt verrekenbaar en ƒ 52.094 beperkt verrekenbaar
Bij de vaststelling van uw belastbare inkomen is rekening gehouden met verlies dat u in andere jaren heeft geleden. In totaal is ƒ 31.772 verrekend, waarvan ƒ 0 onbeperkt verrekenbaar en ƒ 31.772 beperkt verrekenbaar.
Het totaalbedrag van de nog te verrekenen verliezen op 31 december 1998 is vastgesteld op ƒ 20.322, waarvan ƒ 0 onbeperkt verrekenbaar en ƒ 20.322 beperkt verrekenbaar.
3.2. Het Hof heeft - in cassatie onbestreden - geoordeeld dat het inkomen van belanghebbende dient te worden vastgesteld op ƒ 11.921 en dat het belastbare inkomen nihil bedraagt.
3.3. Voorzover het middel erover klaagt dat het Hof het bezwaar van belanghebbende tegen de hoogte van het door de Inspecteur in aanmerking genomen inkomen ten onrechte heeft geduid als gericht tegen de vaststelling door de Inspecteur van het bedrag van de per 31 december 1998 nog verrekenbare verliezen, slaagt het. Het in de artikelen 51 tot en met 52a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 neergelegde systeem van verrekening van verliezen, waarin geen plaats is ingeruimd voor het bij voor bezwaar vatbare beschikking vaststellen van het beloop van onverrekende verliezen, bracht mee dat aan belanghebbendes bezwaar slechts kon worden tegemoetgekomen door het bedrag van het met het inkomen over 1998 verrekende verlies lager vast te stellen. Het Hof had, het bezwaar gegrond bevindend, derhalve niet het bedrag van het nog voor verrekening openstaande verlies, doch het in het onderhavige jaar verrekende verlies nader moeten vaststellen.
Gelet op het hiervóór overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Het middel behoeft voor het overige geen behandeling. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent de aanslag, de boete, het griffierecht en de proceskosten,
vernietigt de uitspraak van de Inspecteur voorzover deze de verliesverrekeningsbeschikking betreft, en
stelt het bedrag van het met het inkomen van het jaar 1998 verrekende verlies vast op ƒ 11.921.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2006.