ECLI:NL:HR:2006:AY8642
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Verliesverrekeningssysteem en aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 november 2003. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998, waarbij aan belanghebbende een aanslag van nihil en een boete van ƒ 2500 is opgelegd. Gelijktijdig heeft de Inspecteur het bedrag van het met het inkomen van dat jaar verrekende verlies vastgesteld op ƒ 31.772 en de per 31 december 1998 nog te verrekenen verliezen op ƒ 20.322. Na bezwaar tegen deze uitspraken heeft het Hof het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de verrekenbare verliezen verhoogd tot ƒ 40.173, met een boete verminderd tot ƒ 300.
In cassatie is vastgesteld dat het aanslagbiljet de belanghebbende heeft geïnformeerd over de vaststelling van het belastbare inkomen en de verrekening van verliezen. Het Hof heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de hoogte van het inkomen ten onrechte geduid als gericht tegen de vaststelling van het bedrag van de nog verrekenbare verliezen. De Hoge Raad oordeelt dat het systeem van verliesverrekening in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 niet voorziet in het bij voor bezwaar vatbare beschikking vaststellen van het beloop van onverrekende verliezen. Hierdoor had het Hof het verrekende verlies voor het jaar 1998 lager moeten vaststellen.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent de aanslag, de boete, het griffierecht en de proceskosten, en stelt het bedrag van het met het inkomen van het jaar 1998 verrekende verlies vast op ƒ 11.921. Dit arrest is gewezen door de vicepresident en twee raadsheren, en openbaar uitgesproken op 22 september 2006.