ECLI:NL:HR:2006:AY8330
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Noodweerexces en overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot doodslag en andere geweldsdelicten. Het hof had het beroep op noodweerexces verworpen, omdat de verdachte de grenzen van noodzakelijke verdediging had overschreden. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelt dat de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis, niet kon worden ontslagen van rechtsvervolging op basis van noodweerexces. De Hoge Raad concludeert dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, maar dat zijn reactie disproportioneel was en niet het gevolg van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de aanranding. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die wordt verminderd naar vier jaren en negen maanden, en verwerpt het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een evenwichtige beoordeling van noodweer en noodweerexces, vooral in gevallen waar psychische aandoeningen een rol spelen.