ECLI:NL:HR:2006:AY8312
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Onteigeningszaak tussen een gemeente en een onteigende over schadevergoeding en bijkomende kosten
In deze zaak gaat het om een onteigeningsgeschil tussen de gemeente Haarlemmermeer en een onteigende, aangeduid als [eiser]. De gemeente heeft op 2 oktober 2002 de onteigening van bepaalde percelen grond gevorderd, met als doel de ruimtelijke ontwikkeling en volkshuisvesting te bevorderen. De rechtbank te Haarlem heeft op 12 februari 2003 de onteigening vervroegd uitgesproken en een voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld op € 400.000,--. In een later vonnis van 6 april 2005 heeft de rechtbank de totale schadeloosstelling voor [eiser] vastgesteld op € 682.235,--, inclusief het reeds betaalde voorschot. De gemeente is veroordeeld tot betaling van het resterende bedrag van € 282.235,--, vermeerderd met rente.
[Eiser] heeft cassatie ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, terwijl de gemeente een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte rekening heeft gehouden met het voortgezet gebruik van het onteigende door [eiser] na de inschrijving van het vonnis van vervroegde onteigening. De Hoge Raad vernietigt het vonnis van de rechtbank en verwijst de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelt verder dat de kosten van juridische bijstand en andere deskundige bijstand niet volledig voor vergoeding in aanmerking komen, omdat deze niet allemaal in het kader van de onteigeningsprocedure zijn gemaakt. De gemeente wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [eiser] zijn begroot op € 5.965,85 aan verschotten en € 4.800,-- voor salaris.