ECLI:NL:HR:2006:AY8281

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/168HR (1439)
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onteigeningszaak tussen de Gemeente 's-Gravenhage en Comoil S.A. over schadeloosstelling

In deze zaak gaat het om een onteigeningsgeschil tussen de Gemeente 's-Gravenhage en Comoil S.A., een buitenlandse grondeigenaar, met betrekking tot de schadeloosstelling bij de onteigening van percelen voor een stadsvernieuwingsplan. De Gemeente heeft op 24 maart 2003 de vertegenwoordiger van Comoil gedagvaard en verzocht om vervroegde onteigening van de percelen, met een vaststelling van de schadeloosstelling. De rechtbank heeft op 21 mei 2003 de onteigening vervroegd uitgesproken en een voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld. In een later vonnis van 20 april 2005 is de schadeloosstelling voor Comoil vastgesteld op € 1.027.458,--, inclusief een reeds betaald voorschot. De Gemeente heeft cassatie ingesteld tegen dit vonnis, terwijl Comoil incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten in de middelen verworpen en de Gemeente veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 6 oktober 2006, waarbij de vice-president en de raadsheren de zaak hebben beoordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot verwerping van het beroep, wat uiteindelijk ook is gebeurd. De kosten van het geding zijn vastgesteld en vergoed.

Uitspraak

6 oktober 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/168HR (1439)
MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DE GEMEENTE 'S-GRAVENHAGE,
gevestigd te 's-Gravenhage,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidenteel beroep,
advocaten: mr. H.A. Groen en mr. M.W. Scheltema,
t e g e n
1. de vennootschap naar buitenlands recht COMOIL S.A.,
gevestigd te Panama,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidenteel beroep,
advocaat: mr. J.P. van den Berg,
2. [Verweerster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [Verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
4. [Verweerder 4],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. J.P. van den Berg.
1. Het geding in feitelijke instantie
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: de Gemeente - heeft bij exploot van 24 maart 2003 de op de voet van art. 20 Onteigeningswet benoemde vertegenwoordiger van verweerster in cassatie sub 1 - verder te noemen: Comoil - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en bij afzonderlijk exploot van diezelfde datum verweerders in cassatie sub 2 tot en met 4 - verder te noemen: [verweerders 2 t/m 4] - aangezegd dat voorzover zij de hoedanigheid van derde-belanghebbenden in de zin van de Onteigeningswet genieten, gerechtigd zijn te verzoeken in het onteigeningsgeding te mogen interveniëren. De Gemeente heeft gevorderd - voorzover in cassatie van belang - ten name van de Gemeente vervroegd uit te spreken de onteigening van de in de dagvaarding omschreven percelen, plaatselijk bekend als respectievelijk [a-straat 1 t/m 7], waarvan Comoil als eigenaar is aangewezen en het bedrag van de schadeloosstelling vast te stellen op € 712.000,-- voor Comoil en op nihil voor [verweerster 2].
Bij vonnis van 21 mei 2003, dat op 30 juni 2003 is ingeschreven in de openbare registers, heeft de rechtbank onder meer de gevorderde onteigening vervroegd uitgesproken, het voorschot op de schadeloosstelling voor Comoil vastgesteld op € 640.800,--, voor [verweerster 2] op nihil en drie deskundigen en een rechter-commissaris benoemd.
Bij vonnis van 20 april 2005 heeft de rechtbank, voorzover in cassatie van belang, de schadeloosstelling voor Comoil vastgesteld op € 1.027.458,--, waarin begrepen het reeds betaalde voorschot van € 640.800,--, de gemeente veroordeeld tot betaling aan Comoil van een bedrag van € 386.658,-- alles vermeerderd met rente als nader in dat vonnis omschreven en de schadeloosstelling voor [verweerder 3 en 4] vastgesteld op € 301.575,--, met rente, de gemeente veroordeeld tot betaling aan [verweerster 2] van dat bedrag.
Dit vonnis is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
De Gemeente heeft tegen het vonnis van de rechtbank van 20 april 2005 beroep in cassatie ingesteld. Comoil heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord houdende het incidenteel beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Comoil, [verweerders 2 t/m 4] hebben in het principaal beroep geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Gemeente heeft in het incidenteel beroep geconcludeerd tot verwerping daarvan.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt zowel in het principale als in het incidentele cassatieberoep tot verwerping van het beroep.
De advocaat van Comoil, [verweerders 2 t/m 4] heeft bij brief van 14 juli 2006 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Comoil, [verweerders 2 t/m 4] begroot op € 1.171,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Comoil in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 6 oktober 2006.