ECLI:NL:HR:2006:AY7937
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Internationale kinderontvoering en gezagsrecht in het kader van het Haags Verdrag
In deze zaak gaat het om de internationale ontvoering van kinderen en de uitoefening van gezagsrecht in het kader van het Haags Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen (HKOV). De moeder, verzoekster tot cassatie, heeft haar kinderen zonder toestemming van de Centrale Autoriteit en het KJA naar Nederland gebracht. De Centrale Autoriteit, optredend namens het KJA, heeft de rechtbank verzocht om de moeder te gelasten de kinderen terug te brengen naar Duitsland. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, en het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De moeder heeft cassatie ingesteld tegen deze beslissing.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Centrale Autoriteit en het KJA ten tijde van de overbrenging van de kinderen hun gezagsrecht daadwerkelijk uitoefenden, ondanks het feit dat de dagelijkse verzorging en opvoeding niet door hen zelf werd uitgevoerd. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het KJA, als voogdij-instelling, zich de belangen van de kinderen aantrok door afspraken te maken met de feitelijke verzorgers en toezicht te houden op de naleving daarvan. De Hoge Raad heeft de rechtsklachten van de moeder verworpen en geconcludeerd dat er sprake was van ongeoorloofde overbrenging van de kinderen in de zin van het HKOV.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de noodzaak voor ouders en voogdij-instellingen om de wettelijke bepalingen van het HKOV te respecteren en benadrukt dat gezagsrecht ook kan worden uitgeoefend zonder directe verzorging en opvoeding, mits de belangen van het kind worden behartigd. De Hoge Raad heeft het beroep van de moeder verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de rechtbank en het hof zijn bevestigd.