ECLI:NL:HR:2006:AY7935

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/250HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhaal door verzekeraar op verzekerde van schadevergoedingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen HDI Verzekeringen N.V. (voorheen Hannover International Insurance (Nederland) N.V.) en een verweerster in cassatie. De eiseres, HDI Verzekeringen, had verweerster in cassatie gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch, waarbij zij vorderde tot betaling van een bedrag van ƒ 3.227.291,67, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten, wettelijke rente, beslagkosten en proceskosten. De rechtbank heeft de vorderingen van Hannover bij vonnis van 12 maart 2003 afgewezen. Hannover heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof, dat het vonnis van de rechtbank bij arrest van 1 maart 2005, aangevuld op 13 september 2005, heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft Hannover cassatie ingesteld, waarbij enkel de zaak tegen verweerster in cassatie aan de Hoge Raad is voorgelegd. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en de klachten in de middelen afgewezen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman gevolgd, die tot verwerping van het beroep strekte. Tevens is Hannover veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 5.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

17 november 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/250HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
HDI VERZEKERINGEN N.V., voorheen genaamd: Hannover International Insurance (Nederland) N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat:mr. G.J. de Lange en mr. M.E. Franke,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Hannover - heeft bij exploten van 2 en 3 oktober 2000 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - [betrokkene 1], [betrokkene 2] en Interbrew Nederland B.V. - verder gezamenlijk ook te noemen: [verweerster] c.s. gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch. Na eiswijziging heeft Hannover gevorderd, kort gezegd, [verweerster] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de somma van ƒ 3.227.291,67 te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten, wettelijke rente, beslagkosten en proceskosten.
[Verweerster] c.s. hebben de vordering bestreden en een vordering in reconventie ingesteld, die in cassatie geen rol meer speelt.
De rechtbank heeft bij vonnis van 12 maart 2003 - voorzover in cassatie van belang - de vorderingen van Hannover afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft Hannover hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 1 maart 2005, aangevuld bij arrest van 13 september 2005, heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Hannover beroep in cassatie ingesteld tegen [verweerster] c.s. Enkel de zaak tegen [verweerster] is bij de Hoge Raad aangebracht. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Hannover in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 5.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 17 november 2006.