ECLI:NL:HR:2006:AY7932
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Huwelijksvermogensrecht en peildatum waardebepaling echtelijke woning
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de verdeling van hun ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, specifiek de peildatum voor de waardebepaling van de voormalige echtelijke woning. De man, eiser tot cassatie, heeft de vrouw, verweerster in cassatie, gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem. Hij vorderde onder andere dat het resterende bedrag aan overwaarde van de echtelijke woning aan hem zou worden toebedeeld en dat de vrouw een bedrag van ƒ 48.558,70 aan hem zou betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De vrouw heeft de vordering bestreden en een andere verdeling van de gemeenschap voorgesteld.
De rechtbank heeft in een tussenvonnis een comparitie van partijen gelast en later een deskundige benoemd. In het eindvonnis heeft de rechtbank de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld en de vrouw veroordeeld tot betaling aan de man. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat de vonnissen van de rechtbank heeft vernietigd en de te verdelen overwaarde van de woning heeft vastgesteld op € 153.174,97. De man heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en verdere motivering was niet nodig omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.