ECLI:NL:HR:2006:AY7921

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/185HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • O. de Savornin Lohman
  • P.C. Kop
  • J.C. van Oven
  • W.D.H. Asser
  • E.J. Numann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over arbeidsgeschil tussen touring-caronderneming en chauffeur inzake niet opgenomen tijd-voor-tijd-uren

In deze zaak gaat het om een arbeidsgeschil tussen Bovo Tours B.V., een touring-caronderneming, en een chauffeur over de uitbetaling van niet opgenomen tijd-voor-tijd-uren (TVT-uren) bij het einde van het dienstverband. De chauffeur, aangeduid als [verweerder], heeft Bovo gedagvaard voor de kantonrechter te Leiden en vorderde een bedrag van ƒ 39.689,62 bruto, dat betrekking had op de niet opgenomen TVT-uren, inclusief een wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging en wettelijke rente vanaf 1 januari 1999. Bovo heeft de vordering bestreden, waarna de kantonrechter de zaak naar de rolzitting verwees om [verweerder] in de gelegenheid te stellen relevante CAO's in te brengen.

Na verschillende tussenvonnissen, waaronder een comparitie van partijen, heeft de kantonrechter op 9 oktober 2002 de vordering van [verweerder] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld. [Verweerder] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft op 18 maart 2005 de tussenvonnissen van de kantonrechter bekrachtigd, het eindvonnis vernietigd en Bovo veroordeeld tot betaling van € 4.452,89 bruto voor niet genoten TVT-uren en € 2.226,45 bruto voor wettelijke verhoging, met wettelijke rente vanaf 1 januari 1999. Bovo heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, konden niet tot cassatie leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft Bovo in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van [verweerder] op nihil zijn begroot. Het arrest is gewezen door de vice-president en raadsheren van de Hoge Raad en openbaar uitgesproken op 29 september 2006.

Uitspraak

29 september 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/185HR
MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
BOVO TOURS B.V.,
gevestigd te Roelofarendsveen, gemeente Alkemade,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. D.J.G. Timmermans,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploot van 23 november 2000 eiseres tot cassatie - verder te noemen: Bovo - gedagvaard voor de kantonrechter te Leiden en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Bovo te veroordelen aan hem te betalen de somma van ƒ 39.689,62 bruto zijnde het saldo aan niet opgenomen TVT-uren bij het einde van het dienstverband, de maximale wettelijke verhoging (van 50%) wegens vertraging ex art. 7:625 BW over dit bedrag, de wettelijke rente over beide bedragen met ingang van 1 januari 1999 tot aan de dag der algehele voldoening, met vergoeding voor de gemaakte buitengerechtelijke kosten en voorts Bovo te veroordelen in de kosten van het geding
Bovo heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 11 juli 2001 de zaak naar de rolzitting van 25 juli 2001 verwezen met het doel [verweerder] in de gelegenheid te stellen de van toepassing zijnde CAO's in het geding te brengen. Bij tussenvonnis van 26 september 2001 respectievelijk 20 maart 2002 heeft de kantonrechter eerst een comparitie van partijen gelast en vervolgens de zaak naar de rolzitting van 17 april 2002 verwezen om [verweerder] in de gelegenheid te stellen zijn vordering aan te passen. Bij eindvonnis van 9 oktober 2002 heeft de kantonrechter de vordering afgewezen en [verweerder] in de proceskosten veroordeeld.
Tegen het eindvonnis van de kantonrechter heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Bij memorie van grieven heeft hij niet alleen grieven gericht tegen het eindvonnis, maar ook tegen de tussenvonnissen van 26 september 2001 en 20 maart 2002.
Bij arrest van 18 maart 2005 heeft het hof de tussenvonnissen van de kantonrechter van 26 september 2001 en 20 maart 2002 bekrachtigd, het eindvonnis vernietigd en in zoverre opnieuw rechtdoende Bovo veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verweerder] te betalen € 4.452,89 bruto ter zake van vergoeding voor niet genoten TVT-uren en € 2.226,45 bruto ter zake van wettelijke verhoging, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 1999 tot aan de dag der algehele voldoening, het arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, het meer of anders gevorderde afgewezen en de proceskosten in beide instanties gecompenseerd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Bovo beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor Bovo toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van Bovo heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Bovo in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 29 september 2006.