ECLI:NL:HR:2006:AY7701
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Beroepsaansprakelijkheid van belastingadviseurs in relatie tot fiscale advisering en zorgvuldigheidseisen
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een maatschap van belastingadviseurs, Ernst & Young, en de erfgenaam van een in Nederland overleden cliënt. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.B.C. Kloppenburg, heeft de maatschap gedagvaard wegens vermeende beroepsaansprakelijkheid. De kern van het geschil betreft de vraag of Ernst & Young tekort is geschoten in de zorgvuldigheid bij het geven van advies over belastingbesparing bij de overdracht van onroerende zaken aan de kinderen van de cliënt. De eiser stelt dat de maatschap de fiscale gevolgen van haar advies niet correct heeft weergegeven en onvoldoende heeft gewaarschuwd voor de uiteindelijke fiscale gevolgen.
De zaak is gestart met een dagvaarding op 7 oktober 1996, waarin de eiser vorderingen heeft ingesteld voor schadevergoeding. De rechtbank te Rotterdam heeft in verschillende tussenvonnissen de zaak behandeld, waaronder het bevelen van een deskundigenonderzoek. Uiteindelijk heeft de rechtbank op 28 juni 2001 Ernst & Young veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de eiser, maar Ernst & Young heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Het hof heeft op 10 maart 2005 de vorderingen van Ernst & Young afgewezen en de eiser in de proceskosten veroordeeld. Tegen deze uitspraak heeft de eiser cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft op 6 oktober 2006 het cassatieberoep verworpen, waarbij de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft de eiser ook in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, met een specificatie van de kosten aan de zijde van Ernst & Young.