ECLI:NL:HR:2006:AY7211
Hoge Raad
- Cassatie
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof inzake de vorming van een vervangingsreserve in de vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X N.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 juni 2005, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1997. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar dit bezwaar werd door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerechtshof verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur, verklaarde de belanghebbende alsnog ontvankelijk in haar bezwaar, maar verklaarde het bezwaar ongegrond. De belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd, maar slechts voor zover het betreft de ongegrondverklaring van het bezwaar. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing. De Hoge Raad oordeelde dat de belanghebbende recht had op vergoeding van griffierecht en dat de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie werd veroordeeld.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onjuist had geoordeeld over de aanwezigheid van een vervangingsvoornemen per 31 december 1997. De Hoge Raad stelde vast dat de aankoop van een wooncomplex in 1999 mogelijk een aanwijzing kan zijn voor het vervangingsvoornemen van de belanghebbende in 1997. De uitspraak van het Hof kon daarom niet in stand blijven, en de Hoge Raad oordeelde dat er een verwijzing moest volgen voor verdere beoordeling van de zaak.