ECLI:NL:HR:2006:AY6999

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R05/029HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie na onverschuldigde betaling

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de wijziging van kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft op 29 augustus 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Utrecht om de beschikking van 7 april 1999 te wijzigen. Dit verzoek was gebaseerd op gewijzigde omstandigheden en betrof de onderhoudsbijdrage die de man, verweerder in cassatie, moest betalen voor hun drie kinderen. De vrouw verzocht om de alimentatie vast te stellen op € 150,-- per kind per maand, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift. Later heeft zij dit bedrag verhoogd naar € 175,-- per kind per maand.

De man heeft het verzoek bestreden, waarna de rechtbank op 11 februari 2004 de beschikking van 7 april 1999 heeft gewijzigd en de alimentatie heeft vastgesteld op € 158,-- per kind per maand, uitvoerbaar bij voorraad. De man ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 25 november 2004 de beschikking van de rechtbank heeft vernietigd en zowel het verzoek van de vrouw als haar aanvullende verzoeken heeft afgewezen.

Tegen deze beslissing heeft de vrouw cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Op 15 september 2006 heeft de Hoge Raad het beroep van de vrouw verworpen, waarmee de beslissing van het hof in stand bleef.

Uitspraak

15 september 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/029HR
JMH/MK
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. L. van Hoppe,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. E. van Staden ten Brink.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 29 augustus 2003 ter griffie van de rechtbank te Utrecht ingediend verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die rechtbank en verzocht de beschikking van deze rechtbank van 7 april 1999 wegens gewijzigde omstandigheden te wijzigen en de door verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - te betalen onderhoudsbijdrage ten behoeve van de drie kinderen van partijen (1) [kind 1], geboren op [geboortedatum] 1992, (2) [kind 2], geboren op [geboortedatum] 1995 en [kind 3], geboren op [geboortedatum] 1996, vast te stellen op € 150,-- per kind en per maand met ingang van de datum van indiening van dit verzoekschrift. Bij brief van 22 december 2003 heeft de moeder dit bedrag verhoogd tot € 175,-- per kind per maand.
De man heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 11 februari 2004 haar beschikking van 7 april 1999 gewijzigd en bepaald dat het bedrag dat de man aan de vrouw vanaf 29 augustus 2003 zal verstrekken tot verzorging en opvoeding van de drie minderjarige kinderen zal verstrekken op € 158,-- per kind per maand, deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij beschikking van 25 november 2004 heeft het hof de beschikking waarvan beroep vernietigd en zowel het inleidend verzoek van de vrouw en het door haar meer of anders verzochte alsnog afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 1 juni 2006 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 15 september 2006.