ECLI:NL:HR:2006:AY6997
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Geschil tussen meerderjarig kind en vader over bijdrage in kosten van levensonderhoud en studie
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een meerderjarig kind, de zoon, en zijn vader over de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie. De zoon heeft op 3 november 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Amsterdam, waarin hij verzocht om een maandelijkse bijdrage van € 300,-- van zijn vader, te betalen vanaf de datum waarop hij meerderjarig werd. De rechtbank heeft op 21 januari 2004 het verzoek van de zoon toegewezen, maar de vader heeft hiertegen verzet aangetekend. De rechtbank heeft het verzet van de vader afgewezen en hem niet-ontvankelijk verklaard in zijn overige verzoeken.
De vader heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, waarin hij verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en de bijdrage op nihil te stellen. De zoon heeft aanvankelijk verzocht om bekrachtiging van de beschikking, maar heeft dit verzoek gewijzigd in verband met de inkomensdaling van de vader. Het hof heeft op 14 oktober 2004 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd voor de periode van 4 september 2003 tot 1 juni 2004 en de bijdrage vanaf 1 juni 2004 op nihil gesteld.
Tegen deze beschikking heeft de vader cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van de vader beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de vader verworpen.