ECLI:NL:HR:2006:AY6996
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- P.C. Kop
- W.D.H. Asser
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Burenrechtelijke geschil over vergoeding van zaaksbeschadiging door eigenmachtige bomenkap
In deze zaak gaat het om een burenconflict waarbij de eiser, wonende te [woonplaats], de verweerder, eveneens wonende te [woonplaats], heeft aangeklaagd voor schadevergoeding. De eiser vorderde een bedrag van ƒ 51.586,74, vermeerderd met wettelijke rente, wegens de eigenmachtige kap van bomen door de verweerder. De zaak begon met een dagvaarding op 25 januari 2000, waarna de rechtbank te Zwolle op 5 juli 2000 een eindvonnis wees, waarbij de verweerder werd veroordeeld tot betaling van ƒ 2.000,-- aan de eiser, met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. De overige vorderingen werden afgewezen.
De eiser ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem, waar de verweerder incidenteel hoger beroep instelde. Het hof gelastte een comparitie ter plaatse, die op 23 juni 2003 plaatsvond. Na getuigenverhoor wees het hof op 16 november 2004 een eindarrest, waarin het principaal beroep van de eiser werd afgewezen en het incidenteel beroep van de verweerder het bestreden vonnis vernietigde, met als gevolg dat de vordering van de eiser in conventie werd afgewezen.
Tegen dit eindarrest stelde de eiser cassatie in, waarbij de cassatiedagvaarding aan het arrest werd gehecht. De Hoge Raad, die op 15 september 2006 uitspraak deed, verwerpt het beroep van de eiser en veroordeelt hem in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, zonder dat verdere motivering nodig is, aangezien deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.