ECLI:NL:HR:2006:AY5782
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Verval van instantie in cassatie na overlijden eiser
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 september 2006 uitspraak gedaan over een vordering tot verval van instantie in een cassatieprocedure. De eiser, die woonachtig was in België, had op 21 mei 2003 beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 26 maart 2003 was uitgesproken. De eiser werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. B.D.W. Martens, terwijl de verweerster, Philips Lighting B.V., werd bijgestaan door de advocaten mr. Y. van Gemerden en mr. R.M. Schutte.
Tijdens de procedure is de eiser op 31 mei 2004 overleden, wat leidde tot een schorsing van de zaak. Op 10 mei 2006 heeft Philips verzocht om de zaak op de rol te plaatsen om verval van instantie te vorderen. De advocaat van de overleden eiser heeft ingestemd met deze vordering. De Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper heeft geconcludeerd tot toewijzing van het gevorderde verval van instantie, met compensatie van kosten.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de vordering tot verval van instantie toewijsbaar is, aangezien deze niet is weersproken en er langer dan twaalf maanden geen proceshandeling is verricht. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, en de kosten van het geding in cassatie zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.