ECLI:NL:HR:2006:AY5698
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Internationaal privaatrechtelijke erkenning van vaderschap in het kader van een Toeboet Zaouija-huwelijk
In deze zaak verzocht een gehuwde man met zowel de Nederlandse als Marokkaanse nationaliteit om vervangende toestemming voor de erkenning van zijn minderjarig kind, geboren uit een andere vrouw met wie hij in Marokko een 'Toeboet Zaouija'-huwelijk had gesloten. Dit huwelijk was in strijd met het verbod op bigamie volgens de Nederlandse wet. De rechtbank te Zutphen had het verzoek van de man afgewezen, waarna hij in hoger beroep ging bij het gerechtshof te Arnhem. Het hof bevestigde de afwijzing van de rechtbank, wat leidde tot cassatie bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelde dat het 'Toeboet Zaouija'-huwelijk niet erkend kon worden in Nederland, omdat het in strijd was met de openbare orde. De man had niet kunnen aantonen dat hij de verwekker van het kind was, aangezien hij weigerde mee te werken aan een DNA-onderzoek. Hierdoor kon de rechtbank geen vervangende toestemming voor erkenning verlenen, omdat de wet vereist dat de man de verwekker is van het kind. De Hoge Raad bevestigde de beslissing van het hof en verwierp het beroep van de man.
Deze uitspraak benadrukt de complexiteit van internationaal privaatrecht en de erkenning van familierechtelijke betrekkingen, vooral in gevallen waarin verschillende rechtsstelsels en culturele praktijken een rol spelen. De beslissing onderstreept ook het belang van het bewijs van vaderschap in het verkrijgen van juridische erkenning van een familierechtelijke relatie.