ECLI:NL:HR:2006:AY3743
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag kapitaalsbelasting en bedrijfsfusievrijstelling
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 februari 2005, waarin een naheffingsaanslag in de kapitaalsbelasting van € 161.689 aan belanghebbende, X B.V., werd vernietigd. De naheffingsaanslag was opgelegd op 16 april 2003 en na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. Het Hof oordeelde dat de inbreng van aandelen door A B.V. in belanghebbende vrijgesteld was van kapitaalsbelasting op grond van de bedrijfsfusievrijstelling. De Staatssecretaris ging in cassatie, waarbij de Hoge Raad de zaak beoordeelde.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat de inbreng van de aandelen C Holding B.V. door A B.V. als een zelfstandig onderdeel van de onderneming kan worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelde dat de omstandigheden van de zaak geen uitzondering op de regel rechtvaardigen dat een aandelenpakket van honderd procent als zelfstandig onderdeel wordt beschouwd. De Hoge Raad verwierp ook het argument van de Staatssecretaris dat de bedrijfsfusiefaciliteit niet van toepassing zou zijn omdat de inbreng gevolgd werd door een overdracht aan een derde vennootschap. Dit werd niet als een belemmering voor de toepassing van de faciliteit gezien.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 14 juli 2006, en de kosten van het geding in cassatie zijn voor rekening van de Staat.