4.3.1. Blijkens de ter zitting van de Rechtbank overgelegde pleitaantekeningen heeft de raadsman aldaar - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende aangevoerd:
"52. Ik merk vooraf op dat hetgeen ik nu zal opmerken over de toepasselijkheid van het internationaal humanitair recht mutatis mutandis geldt voor het hierna ook nog te voeren verweer over het ontbreken van de dubbele strafbaarheid. De vraag of er denkbeeldige rechtsmacht voor de Nederlandse strafrechter bestaat, wordt immers voor een deel ook beantwoord door de vaststelling of de feiten waarvoor de uitlevering wordt gevraagd naar Nederlands recht strafbaar zijn. Dus teneinde onnodige herhaling te voorkomen verzoek ik uw rechtbank om hetgeen hierna betoogd zal worden te zien als onderdeel voor zowel het verweer dat er geen sprake is van dubbele vervolgbaarheid als van dubbele strafbaarheid.
53. Allereerst moet worden vastgesteld dat op 30 oktober 2003 in Irak een internationaal gewapend conflict gaande was tussen Irak aan de ene kant en de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en hun coalitiepartners aan de andere kant. Dit betekent dat als gevolg hiervan het internationaal humanitair recht van toepassing is op de feiten waarvoor de uitlevering wordt gevraagd en dat deze regels niet noodzakelijkerwijs voorzien in een verbod op de denkbeeldige handelingen. Vervolgens zal worden aangegeven dat de verboden handelingen niet automatisch strafrechtelijke aansprakelijkheid impliceren.
54. De VN Veiligheidsraad heeft bevestigd dat er sprake was van een internationaal gewapend conflict in Irak gedurende die periode. In Resolutie 1483 van 22 mei 2003 van de VN-Veiligheidsraad is aangegeven:
'Noting the letter of 8 May 2003 from the Permanent Representatives of the United States of America and the United Kingdom of Great-Britain and Northern Ireland to the President of the Security Council (S/2003/538) and recognizing the specific authorities, responsibilities, and obligations under applicable international law of these states as occupying powers under unified command (the "Authority")'.
55. Uit deze passage blijkt dat sprake is van een internationaal gewapend conflict, aangezien de "Authority" als bezetter wordt genoemd en wordt gerefereerd aan toepasselijk internationaal recht.
56. In dezelfde resolutie is de volgende passage opgenomen:
'5. Calls upon all concerned to comply fully with their obligations under international law including in particular the Geneva Conventions of 1949 and the Hague Regulations of 1907'.
57. De Veiligheidsraad verzoekt alle strijdende partijen - dus niet alleen de Verenigde Staten maar ook de Irakese strijders - toepassing te geven aan de Geneefse Verdragen van 1949 en de Haagse Richtlijnen van 1907 die zien op de regulering van internationaal gewapende conflicten. Het doet uitdrukkelijk niet terzake of de Irakese strijders oud-soldaten van het regime van Saddam Hoessein zijn of dat zij zich "Strijders van Fallujah" noemen of dat zij geen van beide zijn. Het gaat erom dat erkend wordt door de Veiligheidsraad dat er in oktober 2003 opstandelingen zijn die - een op dat moment op zichzelf gerechtvaardigde - strijd voeren tegen een militaire bezetter in het kader van een internationaal gewapend conflict.
58. Het is ook niet relevant of de personen die te zien zijn op de dvd's wel of geen uniformen dragen of zich anderszins onderscheiden. Dat ze zijn gemaskerd is ook irrelevant omdat zulks kennelijk gebeurt om herkenning te voorkomen. Ze worden immers gefilmd. Ditzelfde valt bijvoorbeeld te zien bij Nederlandse commando's in Afghanistan die ook niet herkenbaar in beeld wensen te komen als zij worden ondervraagd door de media.
59. Het internationaal gewapend conflict in Irak eindigt in formele zin op 30 juni 2004. Op die datum wordt de internationale bezetting van Irak beëindigd. Dit blijkt uit de Resolutie van de VN-Veiligheidsraad van 8 juni 2004. Hierin is de volgende passage opgenomen:
'2. Welcomes that, also by 30 June 2004, the occupation will end and the Coalition Provisional Authority will cease to exist, and that Iraq will reassert its full sovereignty'.
60. Aangezien op 30 oktober 2003 sprake was van een internationaal gewapend conflict, is op de feiten zoals beschreven in het uitleveringsverzoek dus het internationaal humanitair recht van toepassing.
(...)
62. Onder internationaal humanitair recht is het aan opstandelingen toegestaan militaire doeleinden aan te vallen, op te blazen en te strijden tegen soldaten van de tegenpartij, in dit geval de Amerikaanse troepen.
(...)
85. Aangezien het dus gaat om legitieme krijgshandelingen, kan in Nederland in gelijksoortige omstandigheden geen strafrechtelijke rechtsmacht worden gecreëerd terwijl er ook geen sprake is van een strafbare gedraging.
86. De feiten die [de opgeëiste persoon] worden verweten zijn verricht ten tijde van een internationaal gewapend conflict in Irak. Als gevolg hiervan is het internationaal humanitair recht van toepassing op de verrichte handelingen. Het internationaal humanitair recht verbiedt noch in de vorm van verdragsrecht noch in de vorm van internationaal gewoonterecht de feiten waarvoor de uitlevering wordt verzocht.
87. Dit betekent dus dat het Amerikaanse strafrechtelijke verwijt aan [de opgeëiste persoon] niet als schending van de wetten en gebruiken van de oorlog, zoals bedoeld in de Wet Internationale Misdrijven kan worden beschouwd en Nederland dienaangaande in gelijksoortige omstandigheden geen strafrechtsmacht heeft, zodat aldus beschouwd, niet aan het in art. 2, derde lid onder a, N-VS Verdrag vervatte vereiste is voldaan.
88. De uitlevering is mitsdien ontoelaatbaar omdat de Nederlandse strafrechter "in gelijksoortige omstandigheden" niet bevoegd is rechtsmacht uit te oefenen en [de opgeëiste persoon] niet de Amerikaanse nationaliteit heeft.
(...)
89. Hiermee is ook direct de vraag beantwoord of er sprake is van dubbele strafbaarheid. Voorzover thans op uw rechtbank als uitleveringsrechter de verplichting rust om uit te gaan van de feiten zoals zij zijn beschreven in het uitleveringsverzoek, en het dus niet meer van belang is dat [de opgeëiste persoon] verklaard heeft gedwongen te zijn tot het filmen van de opstandelingen en dus geen deel uitmaakte van die opstandelingen, kan uw rechtbank niet anders oordelen dat de feiten naar Nederlands recht niet strafbaar zijn. De strijders - of [de opgeëiste persoon] daarvan nu wel of geen deel uitmaakte - verrichtten een legitieme krijgshandeling in het kader van een internationaal gewapend conflict die onder het internationale humanitaire recht niet verboden is. Daarmee is de betreffende handeling naar Nederlands recht niet strafbaar en dient de uitlevering ook om die reden ontoelaatbaar te worden verklaard.
90. Het doet dus ook niet ter zake dat de feiten onder de onderdelen 1, 25 en 30 van de bij het N-VS Verdrag behorende lijst met strafbare feiten zouden vallen."