ECLI:NL:HR:2006:AY0418

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R05/035HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van partneralimentatie wegens vermindering van draagkracht

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de wijziging van de partneralimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, heeft op 13 mei 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Arnhem. Hij verzocht de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw, verweerster in cassatie, op nihil te stellen of op een zodanig bedrag te bepalen als de rechtbank in goede justitie zou menen te behoren. De vrouw heeft dit verzoek bestreden.

De rechtbank heeft op 23 februari 2004 de eerdere beschikking van 31 maart 1994 en de alimentatieovereenkomst van 7 juli 1999 gewijzigd. De man moest vanaf 1 april 2003 een bijdrage van € 329,-- per maand betalen. De man ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem, waar de vrouw incidenteel hoger beroep instelde. Op 7 december 2004 heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de man om de alimentatie te wijzigen afgewezen. De kosten van het geding werden gecompenseerd.

Tegen deze beslissing heeft de man cassatie ingesteld. De vrouw is in cassatie niet verschenen. De Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De advocaat van de man heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad heeft op 6 oktober 2006 de klachten van de man in het cassatiemiddel verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

6 oktober 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/035HR
MK
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij verzoekschrift gedateerd 13 mei 2003 heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot de rechtbank te Arnhem en verzocht de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - op nihil te stellen, althans de bijdrage te bepalen op een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
De vrouw heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 23 februari 2004 de beschikking van de rechtbank te Arnhem van 31 maart 1994 en de tussen partijen gesloten alimentatieovereenkomst van 7 juli 1999 gewijzigd in die zin dat de door de man te betalen bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 april 2003 nader wordt gesteld op € 329,-- per maand en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 7 december 2004 heeft het hof in het principaal en het incidenteel beroep de beschikking van de rechtbank te Arnhem van 23 februari 2004 vernietigd, en opnieuw beschikkende, het verzoek van de man om de vastgestelde bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw te wijzigen alsnog afgewezen, de kosten van het geding gecompenseerd en het meer of anders verzochte afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw is in cassatie niet verschenen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de man heeft bij brief van 30 juni 2006 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 6 oktober 2006.