ECLI:NL:HR:2006:AY0193
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen kennisneming van gegevens uit een blackbox in strafrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Almelo. De zaak betreft een beklag ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door een klaagster, een BV gevestigd te [vestigingsplaats]. De klaagster had bezwaar gemaakt tegen de kennisneming van gegevens die uit een blackbox van een auto waren gehaald, welke gegevens zich nog in een gesloten envelop bij de Rechtbank bevonden. De Officier van Justitie had cassatie ingesteld tegen de beschikking van de Rechtbank, die het beklag gegrond had verklaard. De Advocaat-Generaal Vellinga concludeerde dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zou moeten vernietigen.
De Hoge Raad oordeelde dat onder 'kennisneming van gegevens' ex artikel 552a.1 Sv ook moet worden verstaan de situatie waarin gegevens door middel van een dwangmiddel in de macht van een opsporingsfunctionaris zijn gekomen, zelfs als deze functionaris ervoor kiest om van die gegevens geen kennis te nemen. De Hoge Raad stelde verder vast dat de Rechtbank een onjuiste uitleg had gegeven aan artikel 125i Sv en dat er geen reden was voor het Openbaar Ministerie om geen kennis te nemen van de gegevens. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor een nieuwe behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wetgeving omtrent kennisneming van gegevens in strafzaken en de verantwoordelijkheden van zowel de Rechtbank als het Openbaar Ministerie in dit proces.