ECLI:NL:HR:2006:AY0193

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03339/05 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen kennisneming van gegevens uit een blackbox in strafrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Almelo. De zaak betreft een beklag ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door een klaagster, een BV gevestigd te [vestigingsplaats]. De klaagster had bezwaar gemaakt tegen de kennisneming van gegevens die uit een blackbox van een auto waren gehaald, welke gegevens zich nog in een gesloten envelop bij de Rechtbank bevonden. De Officier van Justitie had cassatie ingesteld tegen de beschikking van de Rechtbank, die het beklag gegrond had verklaard. De Advocaat-Generaal Vellinga concludeerde dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zou moeten vernietigen.

De Hoge Raad oordeelde dat onder 'kennisneming van gegevens' ex artikel 552a.1 Sv ook moet worden verstaan de situatie waarin gegevens door middel van een dwangmiddel in de macht van een opsporingsfunctionaris zijn gekomen, zelfs als deze functionaris ervoor kiest om van die gegevens geen kennis te nemen. De Hoge Raad stelde verder vast dat de Rechtbank een onjuiste uitleg had gegeven aan artikel 125i Sv en dat er geen reden was voor het Openbaar Ministerie om geen kennis te nemen van de gegevens. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor een nieuwe behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wetgeving omtrent kennisneming van gegevens in strafzaken en de verantwoordelijkheden van zowel de Rechtbank als het Openbaar Ministerie in dit proces.

Uitspraak

17 oktober 2006
Strafkamer
nr. 03339/05 B
IV/MR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Almelo van 19 oktober 2005, nummer RK: 05/354, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klaagster] BV, gevestigd te [vestigingsplaats].
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft gegrond verklaard het door de klaagster ingediende beklag strekkende tot kennisneming of het gebruik van gegevens, als bedoeld in artikel 125i van het Wetboek van Strafvordering.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zal vernietigen. De conclusie is aan deze beschikking gehecht.
2.2. Na de terechtzitting waarop de conclusie van de Advocaat-Generaal is genomen, is bij de Hoge Raad ingekomen een schrijven van de raadsman van de klaagster mr. J.G. Geertsma, advocaat te Amsterdam.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat de Rechtbank een onjuiste uitleg heeft gegeven aan het bepaalde in art. 125i (oud) Sv althans dat de bestreden beschikking ontoereikend is gemotiveerd.
3.2. Het middel slaagt op de gronden als vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 21 tot en met 38.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden beschikking;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande beklag opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2006.