ECLI:NL:HR:2006:AY0190
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Motivering van de geldboete in verband met financieel gewin uit bewezenverklaarde feiten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld tot zeven jaren gevangenisstraf en een geldboete van € 100.000,- subsidiair 360 dagen hechtenis. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De reden hiervoor was dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom de verdachte in staat werd geacht tot betaling van de geldboete, aangezien er geen informatie was over de draagkracht van de verdachte in de gedingstukken of het verhandelde ter terechtzitting.
De zaak betreft een ernstige overtreding van de Opiumwet, waarbij de verdachte samen met anderen een aanzienlijke hoeveelheid heroïne naar Nederland heeft ingevoerd. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de strafoplegging niet voldeed aan de eisen van de wet, omdat de motivering voor de geldboete ontbrak. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en tot terugverwijzing van de zaak voor herbehandeling.
De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht met inachtneming van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van strafopleggingen, vooral als het gaat om financiële sancties.