ECLI:NL:HR:2006:AY0139
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zonder bewezenverklaring
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te Leeuwarden. Het hof had op 23 juni 2005 een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen, omdat er volgens het hof geen bewezenverklaring was van de feiten die aan de veroordeling ten grondslag lagen. De Advocaat-Generaal Machielse had in zijn conclusie gesteld dat de Hoge Raad de uitspraak van het hof diende te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar het hof voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof onterecht had geoordeeld dat de afwezigheid van een bewezenverklaring in de hoofdzaak een belemmering vormde voor de toewijzing van de ontnemingsvordering. De Hoge Raad stelde vast dat er in het recht geen steun te vinden is voor de opvatting dat een vordering tot ontneming niet kan worden toegewezen als het vonnis in de hoofdzaak geen bewezenverklaring bevat. Dit betekent dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak van het hof heeft vernietigd en de zaak heeft teruggeworpen naar het Gerechtshof te Leeuwarden, zodat deze opnieuw op het bestaande hoger beroep kan worden berecht en afgedaan.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de mogelijkheid tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, zelfs in gevallen waar de bewezenverklaring in de hoofdzaak ontbreekt. Dit arrest heeft implicaties voor toekomstige ontnemingsprocedures, waarbij de Hoge Raad duidelijk maakt dat de afwezigheid van een bewezenverklaring niet automatisch leidt tot afwijzing van een ontnemingsvordering.