ECLI:NL:HR:2006:AY0132

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02781/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J.M. Corstens
  • J.W. Ilsink
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een uitspraak wegens tegenstrijdige verklaringen in een oplichtingszaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder veroordeeld voor oplichting, waarbij hij zich had voorgedaan als iemand die namens een atelier uit Enschede kwam om afvalkabel op te halen. De verdachte had de eigenaar van een kabelbedrijf, [betrokkene 1], misleid door te stellen dat hij de kabel nodig had voor het maken van poppen, terwijl hij in werkelijkheid de kabel met de bedoeling had om deze door te verkopen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof in zijn uitspraak twee tegenstrijdige verklaringen als bewijs had gebruikt. Enerzijds was er de verklaring van de verdachte die stelde dat hij toestemming had gekregen om de kabel op te halen, en anderzijds de verklaring van [betrokkene 1] die aangaf dat hij deze toezegging aan iemand anders had gedaan. Deze tegenstrijdigheid leidde tot de conclusie dat de bewijsvoering onvoldoende was om de veroordeling te rechtvaardigen. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor een nieuwe behandeling. De zaak benadrukt het belang van consistente bewijsvoering in strafzaken en de noodzaak voor rechters om zorgvuldig om te gaan met tegenstrijdige verklaringen.

Uitspraak

26 september 2006
Strafkamer
nr. 02781/05
AGJ/MR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 18 juli 2001, nummer 21/000237-01, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Almelo van 15 januari 2001 - de verdachte ter zake van "oplichting" veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd omdat de gebezigde bewijsmiddelen onderling tegenstrijdig zijn.
3.2. Aan de verdachte is bij inleidende dagvaarding tenlastegelegd dat:
"hij in of omstreeks de maand juni 2000, te Haaksbergen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [A] B.V. en/of [betrokkene 1] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid koper(draad), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [betrokkene 1] verteld dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) namens het atelier [B] uit Enschede kwam en/of dat het atelier betrokken was geweest bij de vuurwerkramp en/of geen draad meer voorradig had en/of dat er een order was binnengekomen om 45 grote poppen te maken en/of dat hiervoor veel koperdraad nodig was om vorm aan die poppen te kunnen geven en/of dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), een tijd lang niet had kunnen werken en nu de draad weer wilde oppakken en/of dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) later terug zou komen om het koper(draad) op te halen en/of hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) zich (op een later gelegen tijdstip) met een auto met aanhangwagen naar het terrein van die kabelfabriek begeven, waardoor [A] B.V. en/of die [betrokkene 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte."
3.3. Daarvan is bewezen verklaard dat:
"hij in de maand juni 2000, te Haaksbergen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [betrokkene 1] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid koper(draad), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid die [betrokkene 1] verteld dat hij, verdachte, namens het atelier [B] uit Enschede kwam en dat het atelier betrokken was geweest bij de vuurwerkramp en geen draad meer voorradig had en dat er een order was binnengekomen om 45 grote poppen te maken en dat hiervoor veel koperdraad nodig was om vorm aan die poppen te kunnen geven en dat hij, verdachte, een tijd lang niet had kunnen werken en nu de draad weer wilde oppakken en dat hij, verdachte, later terug zou komen om het koper(draad) op te halen hebbende verdachte zich (op een later gelegen tijdstip) met een auto met aanhangwagen naar het terrein van die kabelfabriek begeven, waardoor die [betrokkene 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte."
3.4. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. Een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"In de maand juni 2000 was ik aan het rondrijden in mijn auto en op een gegeven moment kwam ik in Haaksbergen terecht, op het terrein van [A]. Ik ben het kantoor binnen gegaan en ik vroeg bij de balie naar iemand van de afdeling verkoop. Er kwam iemand aan die zich voorstelde als [betrokkene 1]. Ik vroeg aan hem of ik afval van de kabels kon kopen. Hij vertelde mij dat er niet aan particulieren verkocht werd. Hij vroeg aan mij wat ik er mee moest. Ik vertelde hem dat ik dit nodig had om poppen te vullen. Hij vroeg aan mij of ik van "[B]" was. Ik vertelde hem dat ik aan de [b-straat] in Enschede een schuurtje had waar ik poppen maakte. De [b-straat] was op dat moment rampgebied in Enschede. Ik vertelde hem dat het om ongeveer 40 à 50 poppen ging die ik moest maken.
[Betrokkene 1] zei mij toen dat ik wel afvalkabel kon komen ophalen. Een week later ben ik met een aanhanger naar [A] in Haaksbergen gereden. Ik zag toen de verkoper waar ik mee gesproken had aankomen. Wij zijn toen naar een container gereden waar de kabel in lag. Ik heb toen de aanhanger volgepakt. Hij zei: "Neem zo maar mee. Ik ben al lang blij dat ik jullie kan helpen om weer poppen te maken". Ik ben toen weggereden. Vervolgens ben ik naar Hengelo gereden om de kabel naar [betrokkene 2] te brengen. Ik kreeg bij [betrokkene 2] een gulden de kilo. Het bleek dat er 500 kilo koperkabel in de aanhanger zat. Ik heb dus fl. 500,= gekregen voor de kabel. Ik had meteen het idee om de koperkabel naar een ijzerhandel te brengen. Ik wilde het absoluut niet gebruiken voor het maken van poppen. Ik heb dus aan [betrokkene 1] een leugen verteld. Ik deed dit om wat te verdienen. Het is mij bekend dat oplichting strafbaar is."
b. Een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Als werknemer van [A] BV, [a-straat 1] te Haaksbergen ben ik gerechtigd om aangifte van strafbare feiten te doen. Omdat ik door samenweefsel van verdichtsels werd bewogen tot de afgifte van ongeveer 250 kilo koper ter waarde van ongeveer fl. 1.000,= is [A] BV benadeeld. De oplichting ging als volgt in zijn werk. Op 27 juni 2000 kwam een man met een rode Opel Kadett, kenteken [...] op het bedrijfsterrein van [A] te Haaksbergen aanrijden. De man stapte uit en vertelde mij dat hij uit Enschede kwam en betrokken was geweest bij de vuurwerkramp. Hij had een tijd lang niet kunnen werken. Nu wilde hij de draad weer oppakken. Hij vertelde mij dat hij voor [B] uit Enschede kwam. Er was een order binnengekomen om een 45-tal grote poppen te maken. Hiervoor was voor koperdraad nodig om vorm aan de poppen te kunnen geven. Om het bedrijf ter wille te zijn heb ik besloten om een partij koperdraad aan hen af te staan. Het signalement van de man is:
tenger postuur, lengte ongeveer 1.80 meter, ongeschoren en een onverzorgd uiterlijk.
Op 30 juni 2000 verscheen de rode Opel Kadett, kenteken [...] weer op het bedrijfsterrein van [A] te Haaksbergen. Achter deze Opel was een éénassige aanhangwagen gekoppeld. De bestuurder was nu een vrij forse kerel van ongeveer 30-35 jaar oud. Hij had blond kort vlassig haar en bruine ogen. De man vertelde mij, dat hij namens zijn compagnon kwam. Zijn compagnon was voor in de week al op de fabriek geweest en had de toezegging gekregen een partij koperdraad te kunnen ophalen voor [B] te Enschede. Er is vervolgens een partij van ongeveer 250 kilo koperdraad op de aanhangwagen achter de Opel Kadett geladen. De waarde van dit koper bedroeg ongeveer fl. 900,= à fl. 1.000,=. Omdat "[B]" de dupe was geworden van de Enschedese ramp heeft [A] als een soort zakelijke tegemoetkoming de genoemde partij koperdraad aan het atelier geschonken. De forse man heeft dus niets voor het koper betaald. Omdat ik het idee kreeg dat de beide mannen een verhaaltje hadden verteld over het rampgebeuren om zodoende de partij koper bij ons los te krijgen om zichzelf of andere mee te bevoordelen, heb ik contact gezocht met "[B]" te Enschede. Er werd mij verteld dat zij geen mensen op pad hadden gestuurd om koperdraad te vergaren voor de vervaardiging van grote poppen."
3.5. Het Hof heeft aldus twee tegenstrijdige verklaringen tot bewijs gebezigd. Tegenover elkaar staan immers:
a. enerzijds de verklaring van de verdachte dat aangever [betrokkene 1] hem eerst had toegezegd dat hij de afvalkabel kon komen ophalen en dat hij na een week opnieuw met de aangever heeft gesproken en toen afvalkabel heeft meegenomen en
b. anderzijds de verklaring van aangever [betrokkene 1] dat hij de desbetreffende toezegging had gedaan aan een andere man dan degene die later afvalkabel kwam ophalen.
De bewijsvoering is in zoverre tegenstrijdig. Het middel klaagt daarover terecht.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema, en uitgesproken op 26 september 2006.