ECLI:NL:HR:2006:AY0132
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een uitspraak wegens tegenstrijdige verklaringen in een oplichtingszaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder veroordeeld voor oplichting, waarbij hij zich had voorgedaan als iemand die namens een atelier uit Enschede kwam om afvalkabel op te halen. De verdachte had de eigenaar van een kabelbedrijf, [betrokkene 1], misleid door te stellen dat hij de kabel nodig had voor het maken van poppen, terwijl hij in werkelijkheid de kabel met de bedoeling had om deze door te verkopen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof in zijn uitspraak twee tegenstrijdige verklaringen als bewijs had gebruikt. Enerzijds was er de verklaring van de verdachte die stelde dat hij toestemming had gekregen om de kabel op te halen, en anderzijds de verklaring van [betrokkene 1] die aangaf dat hij deze toezegging aan iemand anders had gedaan. Deze tegenstrijdigheid leidde tot de conclusie dat de bewijsvoering onvoldoende was om de veroordeling te rechtvaardigen. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor een nieuwe behandeling. De zaak benadrukt het belang van consistente bewijsvoering in strafzaken en de noodzaak voor rechters om zorgvuldig om te gaan met tegenstrijdige verklaringen.