ECLI:NL:HR:2006:AX9702

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/210HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling van openstaande facturen en buitengerechtelijke incassokosten in het kader van een bemiddelingsovereenkomst

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Cete Inframanagement B.V. (eiseres tot cassatie) en Koop Tjuchem B.V. (verweerster in cassatie) over de betaling van openstaande facturen en buitengerechtelijke incassokosten, voortvloeiend uit een bemiddelingsovereenkomst. Cete heeft op 8 november 2001 Koop Tjuchem gedagvaard voor de rechtbank te Haarlem, waarbij zij vorderingen heeft ingesteld voor een bedrag van ƒ 101.492,97, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast vorderde Cete dat Koop Tjuchem maandelijks een goedgekeurde opgave van zandleveranties zou verstrekken en dat er een dwangsom zou worden verbeurd bij niet-nakoming. Koop Tjuchem heeft de vorderingen bestreden en in reconventie een vordering ingesteld tot nietigverklaring van de overeenkomst op grond van bedrog en misbruik van omstandigheden, met een tegenvordering van € 190.035,88.

De rechtbank heeft in tussenvonnis van 19 februari 2002 een comparitie van partijen gelast en in een eindvonnis van 5 november 2003 de vorderingen van Cete afgewezen, terwijl in reconventie Cete werd veroordeeld tot betaling aan Koop Tjuchem. Cete heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 17 maart 2005 het eindvonnis in reconventie heeft vernietigd en de vorderingen van Koop Tjuchem heeft afgewezen. Cete heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De kosten van het geding in cassatie zijn voor rekening van Cete, die in dit geval in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

13 oktober 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/210HR
JMH/MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
CETE INFRAMANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.P. Heering,
t e g e n
KOOP TJUCHEM B.V.,
gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Cete - heeft bij exploot van 8 november 2001 verweerster in cassatie - verder te noemen: Koop Tjuchem - gedagvaard voor de rechtbank te Haarlem en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Koop Tjuchem te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan Cete te voldoen een bedrag van ƒ 101.492,97, te vermeerderen met de wettelijke rente over ƒ 98.092,97 vanaf 15 oktober 2001 tot aan de dag der algehele voldoening;
2.1 Koop Tjuchem te veroordelen om aan Cete uiterlijk op zevende van iedere maand schriftelijk en zolang als de onderhavige zandleverantie ten behoeve van het plan "Saendelft" plaatsvindt, een door de externe accountant van Kop Tjuchem goedgekeurde opgave te verstrekken van de omvang van de zandleveranties met betrekking tot de maand voorafgaand aan die waarin de opgave wordt verstrekt en voorts met veroordeling van Koop Tjuchem om de hiermee corresponderende factuur van Cete binnen de betalingstermijn van 30 dagen te voldoen;
en,
2.2 te bepalen dat Koop Tjuchem een dwangsom verbeurt van ƒ 1.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij na betekening van het te dezen te wijzen vonnis tijdige beschikbaarstelling van de goedgekeurde verklaring;
en voorts
3. Koop Tjuchem te veroordelen in de kosten van de procedure.
Koop Tjuchem heeft de vorderingen bestreden en van haar kant in reconventie een vordering ingesteld die, na vermeerdering van eis in de conclusie van repliek in reconventie, inhield bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat de overeenkomst als vervat in de brief van 18 februari 1995 nietig is, primair op grond van bedrog, subsidiair op grond van misbruik van omstandigheden en Cete te veroordelen om aan Koop Tjuchem te voldoen een bedrag van € 190.035,88 (ƒ 418.783,96), vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 7 februari 2002 tot aan de dag van voldoening, en Cete te veroordelen in de kosten van deze procureur.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 19 februari 2002 een comparitie van partijen gelast.
Cete heeft de vordering in reconventie bestreden.
Bij tussenvonnis van 30 juli 2003 heeft de rechtbank in conventie en in reconventie de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van een akte aan beide zijden. Bij eindvonnis van 5 november 2003 heeft de rechtbank in conventie de vordering afgewezen en Cete in de kosten van de procedure veroordeeld. In reconventie heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, Cete veroordeeld tot betaling aan Koop Tjuchem van een bedrag van € 95.974,51, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 7 februari 2002 tot aan de dag van voldoening en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.
Tegen de vonnissen van 30 juli 2003 en 5 november 2003 heeft Cete hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 17 maart 2005 heeft het hof het eindvonnis, voor zover in reconventie gewezen, vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Koop Tjuchem alsnog afgewezen, en Koop Tjuchem in de proceskosten van de eerste instantie in reconventie verwezen, de vonnissen waarvan beroep voor het overige bekrachtigd en de proceskosten tussen partijen voor het overige gecompenseerd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Cete beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen Koop Tjuchem is verstek verleend.
De zaak is voor Cete toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van Cete heeft bij brief van 13 juli 2006 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Cete in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Koop Tjuchem begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 13 oktober 2006.