ECLI:NL:HR:2006:AX9405
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving met bedreiging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1984 en woonachtig te 's-Hertogenbosch, was eerder veroordeeld voor medeplegen van opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het hof had geoordeeld dat de verdachte niet slechts passief aanwezig was bij de vrijheidsberoving, maar dat hij door zijn gedragingen had bijgedragen aan de handelingen van zijn mededader. De feiten vonden plaats op 12 september 2003, toen de verdachte samen met een ander, [betrokkene 1], het slachtoffer, [slachtoffer], wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofden. De verdachte had de situatie waargenomen en was met zijn mededader naar de auto gelopen, waar het slachtoffer onder bedreiging van een schroevendraaier in de kofferbak moest stappen. Het hof concludeerde dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader, wat leidde tot de bewezenverklaring van het feit. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk was en dat de bewezenverklaring voldoende gemotiveerd was. Het beroep in cassatie werd verworpen, en de eerdere veroordeling van de verdachte tot 237 dagen gevangenisstraf, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, werd bevestigd.