ECLI:NL:HR:2006:AX9404
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Beroep op noodweer(exces) in strafzaak tegen verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot zware mishandeling, waarbij hij op 12 augustus 2000 in Amsterdam zijn ex-vrouw, [slachtoffer], zou hebben mishandeld. De verdachte had een omgangsregeling met zijn kinderen en was op die dag naar de woning van zijn ex-vrouw gegaan om zijn kinderen op te halen. Tijdens deze confrontatie ontstond een conflict waarbij de verdachte zijn ex-vrouw zou hebben geslagen en geschopt, wat leidde tot de tenlastelegging van zware mishandeling.
De raadsman van de verdachte voerde in hoger beroep aan dat de verdachte handelde in noodweer(exces), omdat hij zich verdedigde tegen een onmiddellijke aanval van zijn ex-vrouw. Het Hof heeft echter het verweer van de raadsman niet besproken, omdat het het primair tenlastegelegde feit bewezen achtte. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof het gevoerde verweer te beperkt had opgevat, aangezien de feitelijke gedragingen bij zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde feit gelijk waren. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van verweren in strafzaken, vooral wanneer deze betrekking hebben op noodweer en de omstandigheden waaronder geweld is gepleegd. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke reminder voor lagere rechters om alle relevante verweren van de verdediging adequaat te overwegen en te motiveren in hun uitspraken.