ECLI:NL:HR:2006:AX9397

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/174HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • J.C. van Oven
  • E.J. Numann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een pseudo-gevolmachtigde in het vermogensrecht

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een pseudo-gevolmachtigde, zoals bedoeld in artikel 3:70 van het Burgerlijk Wetboek. De eiser, wonende te [woonplaats], heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat op 31 maart 2005 het vonnis van de rechtbank te Haarlem heeft vernietigd. De rechtbank had eerder de vorderingen van de verweerders in cassatie, [verweerder 1] en [verweerster 2], afgewezen. Deze verweerders hadden de eiser gedagvaard en gevorderd de koopovereenkomst van 20 maart 2002 te ontbinden en een bedrag van € 43.725,99 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft na een comparitie van partijen in haar eindvonnis van 12 november 2003 de vorderingen afgewezen en de verweerders in de kosten veroordeeld.

Na het hoger beroep bij het gerechtshof, dat de vorderingen van de verweerders alsnog toewijsde, heeft de eiser cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 1.381,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling nopen tot nadere motivering.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 29 september 2006.

Uitspraak

29 september 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/174HR
JMH/MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.B.C. Kloppenburg,
t e g e n
1. [Verweerder 1] en
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - hebben bij exploot van 12 mei 2003 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank te Haarlem en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de koopovereenkomst van 20 maart 2002 ontbonden te verklaren c.q. te ontbinden;
2. [eiser] te veroordelen tot betaling aan [verweerder] c.s. van de somma van € 43.725,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 41.890,-- vanaf 21 april 2002, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan de datum van uitbrenging van deze dagvaarding, alsmede met de wettelijke rente over € 43.725,99 vanaf de datum van uitbrenging van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
3. [eiser] te veroordelen in de proceskosten, die van de beslagleggingen inbegrepen.
[Eiser] heeft de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 23 juli 2003 een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 12 november 2003 de vorderingen afgewezen en [verweerder] c.s. in de kosten van dit geding veroordeeld.
Tegen het eindvonnis hebben [verweerder] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 31 maart 2005 heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [verweerder] c.s. alsnog toegewezen en [eiser] in de proceskosten van het geding in beide instanties veroordeeld.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 1.381,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 29 september 2006.