ECLI:NL:HR:2006:AX9397
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- J.C. van Oven
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van een pseudo-gevolmachtigde in het vermogensrecht
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een pseudo-gevolmachtigde, zoals bedoeld in artikel 3:70 van het Burgerlijk Wetboek. De eiser, wonende te [woonplaats], heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat op 31 maart 2005 het vonnis van de rechtbank te Haarlem heeft vernietigd. De rechtbank had eerder de vorderingen van de verweerders in cassatie, [verweerder 1] en [verweerster 2], afgewezen. Deze verweerders hadden de eiser gedagvaard en gevorderd de koopovereenkomst van 20 maart 2002 te ontbinden en een bedrag van € 43.725,99 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft na een comparitie van partijen in haar eindvonnis van 12 november 2003 de vorderingen afgewezen en de verweerders in de kosten veroordeeld.
Na het hoger beroep bij het gerechtshof, dat de vorderingen van de verweerders alsnog toewijsde, heeft de eiser cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 1.381,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling nopen tot nadere motivering.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 29 september 2006.