ECLI:NL:HR:2006:AX9395
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Beroepsaansprakelijkheid van een advocaat wegens niet tijdig instellen van hoger beroep
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een advocaat en zijn voormalige cliënten over de beroepsaansprakelijkheid van de advocaat. De cliënten, aangeduid als [eiser] c.s., hebben de advocaat, [verweerder], gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem. Zij vorderden een schadevergoeding van € 66.262,15, vermeerderd met wettelijke rente, omdat de advocaat niet tijdig hoger beroep had ingesteld tegen een vonnis waarbij zij tot schadevergoeding aan een derde waren veroordeeld. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 19 december 2002 de advocaat bewijs opgedragen. Na getuigenverhoren heeft de rechtbank op 1 oktober 2003 de vorderingen van de cliënten ontzegd en hen veroordeeld in de kosten van de procedure.
Tegen dit eindvonnis hebben de cliënten hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Het hof heeft op 18 januari 2005 het eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd en de cliënten in de kosten van het principaal appel veroordeeld. De cliënten hebben vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De advocaat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is behandeld door de Hoge Raad, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de cliënten veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 1.171,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.