ECLI:NL:HR:2006:AX9388

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/014HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van advocaat in sociale verzekeringszaak

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een advocaat en zijn voormalig cliënt over de beroepsaansprakelijkheid van de advocaat. De cliënt, aangeduid als eiseres, heeft de advocaat, aangeduid als verweerder, gedagvaard voor de rechtbank te Maastricht. De eiseres vorderde een schadevergoeding van ƒ 71.257,54, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van een vermeende beroepsfout van de advocaat. Deze beroepsfout zou bestaan uit het niet aanzeggen van wettelijke rente in een sociale verzekeringszaak. De rechtbank heeft de vordering van eiseres bij vonnis van 6 september 2001 afgewezen. Eiseres heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 29 april 2003 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd, met verbetering van gronden. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft op 14 juli 2006 uitspraak gedaan in deze zaak. De advocaat van eiseres heeft de zaak toegelicht, terwijl de verweerder niet is verschenen. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft het beroep van eiseres verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van verweerder op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

14 juli 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/014HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 29 maart 2000 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de rechtbank te Maastricht en gevorderd [verweerder] te veroordelen aan [eiseres] te betalen een bedrag van ƒ 71.257,54, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 6 september 2001 het gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 29 april 2003 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, met verbetering van gronden.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 28 april 2006 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op heden aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 14 juli 2006.