ECLI:NL:HR:2006:AX9386

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/107HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsgeschil over arbeidsongeschiktheidsverzekering en mededelingsplicht

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een verzekeraar, N.V. Amersfoortse Algemene Verzekering Maatschappij, en een verzekeringsnemer, aangeduid als [eiser], over de nakoming van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. De eiser heeft de verzekeraar gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht, waarbij hij vorderingen heeft ingesteld tot nakoming van de betalingsverplichtingen voortvloeiend uit de verzekeringsovereenkomst. De eiser vorderde tevens wettelijke rente over de achterstallige uitkeringen en veroordeling van de verzekeraar in de proceskosten.

De verzekeraar heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd de verzekeringsovereenkomst te vernietigen, met terugwerkende kracht, en heeft de eiser aangesproken tot terugbetaling van een bedrag van € 8.294,58, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft in haar vonnis van 9 april 2003 de vordering van de eiser in conventie afgewezen en de vordering van de verzekeraar in reconventie toegewezen, waarbij de eiser is veroordeeld tot betaling van € 8.475,90.

Tegen dit vonnis heeft de eiser hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 9 december 2004 het vonnis heeft bekrachtigd. Hierna heeft de eiser cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, zonder dat nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

14 juli 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/107HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.L. Kleyn,
t e g e n
N.V. AMERSFOORTSE ALGEMENE VERZEKERING MAATSCHAPPIJ,
gevestigd te Amersfoort,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. H.A. Groen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 22 mei 2001 verweerster in cassatie - verder te noemen: Amersfoortse - gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Amersfoortse te veroordelen om haar betalings- en eventuele overige verplichtingen jegens [eiser], voortvloeiend uit de onder polisnummer [001] aangegane arbeidsongeschiktheidsverzekering, na te komen en aan hem te vergoeden de wettelijke rente over de achterstallige arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, zulks met veroordeling van Amersfoortse in de kosten van deze procedure, een en ander met bepaling dat Amersfoortse de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling verschuldigd zal zijn voor zover zij in gebreke blijft de proceskosten binnen veertien dagen van betekening van het te dezen te wijzen vonnis aan hem te voldoen.
Amersfoortse heeft de vordering bestreden en van haar kant in reconventie, na vermindering van eis bij conclusie van repliek in reconventie, gevorderd, voor zover nodig, de tussen partijen totstandgekomen verzekeringsovereenkomst met terugwerkende kracht tot 24 juni 1999, de ingangsdatum van de overeenkomst, althans 29 juni 1999, de datum van totstandkoming van de overeenkomst, te vernietigen, althans te ontbinden, met veroordeling van [eiser] tot het terugbetalen van een bedrag van € 8.294,58, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2000, althans 16 januari 2002.
[Eiser] heeft de vordering in reconventie bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 9 april 2003 in conventie de vordering afgewezen, in reconventie [eiser] veroordeeld aan Amersfoortse tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag van € 8.475,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2000 tot de dag van de algehele voldoening, het meer of anders gevorderde afgewezen, [eiser] in de proceskosten van zowel in conventie als in reconventie veroordeeld, en de betalingsveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Tegen het vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 9 december 2004 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en [eiser] in de proceskosten van het hoger beroep veroordeeld.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Amersfoortse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Amersfoortse begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 14 juli 2006.