ECLI:NL:HR:2006:AX8887

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 maart 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
K 338
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de schorsing van een rechterlijk ambtenaar in verband met verdenking van misdrijf

Op 13 maart 2006 heeft de Hoge Raad der Nederlanden in raadkamer een beslissing genomen over de vordering van de Procureur-Generaal tot verlenging van de schorsing van een raadsheer in het Gerechtshof te Leeuwarden. De schorsing was eerder al verlengd op 7 juli 2005, 28 september 2005 en 19 december 2005, telkens met drie maanden. De Procureur-Generaal heeft in zijn vordering aangegeven dat er een ernstig vermoeden bestaat van feiten of omstandigheden die tot ontslag van de betrokkene zouden kunnen leiden, zoals vermeld in artikel 46m van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra).

De betrokkene, geboren in 1957, heeft op 30 april 2006 ontslag aangevraagd en gekregen. De Hoge Raad heeft geconstateerd dat de redenen voor de schorsing nog steeds aanwezig zijn, vooral gezien de brief van de Hoofdofficier van Justitie waarin wordt aangegeven dat er binnenkort tot dagvaarding van de betrokkene zal worden overgegaan.

De raadsman van de betrokkene, mr. J.P. Plasman, heeft laten weten dat de betrokkene zich wenst te refereren aan het oordeel van de Hoge Raad en dat hij niet in raadkamer zal verschijnen. De Hoge Raad heeft, na het verhandelde in de eerdere raadkamers en de overgelegde stukken, besloten de schorsing van de betrokkene te verlengen tot 30 april 2006. Dit arrest is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

13 maart 2006
Vierde Kamer
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een vordering als bedoeld in art. 46o van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden van 8 maart 2006, tot verlenging van de schorsing als rechterlijk ambtenaar van:
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1957 te [woonplaats], wonende te [woonplaats].
1. De vordering van de Procureur-Generaal
De Procureur-Generaal heeft schriftelijk gevorderd dat de op 7 juli 2005 door de Hoge Raad uitgesproken en op 28 september 2005 en 19 december 2005 telkens met drie maanden verlengde schorsing van de betrokkene als rechterlijk ambtenaar wederom zal worden verlengd tot 30 april 2006. Bij de vordering heeft de Procureur-Generaal de volgende stukken overgelegd:
i) een brief van 22 februari 2006 van mr. A.B. Vast, Hoofdofficier van Justitie bij het Arrondissementsparket Zwolle-Lelystad, inhoudende dat op korte termijn tot dagvaarding van de betrokkene voor een terechtzitting van de meervoudige kamer van de rechtbank te Zwolle zal worden overgegaan.
ii) een Koninklijk Besluit van 17 februari 2006, waarbij aan de betrokkene met ingang van 30 april 2006 op eigen verzoek ontslag is verleend als raadsheer in het Gerechtshof te Leeuwarden.
2. De Raadkamer
Op 13 maart 2006 is door de Hoge Raad in raadkamer een onderzoek ingesteld. De raadsman van de betrokkene mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam, heeft aan de Procureur-Generaal laten weten dat de betrokkene zich wenst te refereren aan het oordeel van de Hoge Raad en dat noch hij noch de betrokkene in raadkamer zal verschijnen.
3. Beoordeling
De betrokkene is raadsheer in het Gerechtshof te Leeuwarden en derhalve rechterlijk ambtenaar als bedoeld in art. 46b van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (hierna: Wrra). Gelet op het verhandelde in de eerdere raadkamers en het hiervoor onder 1 sub i) genoemde stuk is de Hoge Raad van oordeel dat de in het arrest van 19 december 2005 genoemde grond voor verlenging van de schorsing, namelijk dat er een ernstig vermoeden is voor het bestaan van feiten of omstandigheden die tot ontslag op grond van artikel 46m, aanhef en onder a, Wrra zouden kunnen leiden, nog onverminderd aanwezig is.
Nu bij Koninklijk Besluit van 17 februari 2006 aan de betrokkene met ingang van 30 april 2006 ontslag is verleend en hij met ingang van die datum geen rechterlijk ambtenaar meer zal zijn in de zin van art. 46b Wrra, zal de Hoge Raad de schorsing verlengen tot 30 april 2006.
4. Beslissing
De Hoge Raad verlengt de schorsing van [betrokkene], raadsheer in het Gerechtshof te Leeuwarden, als rechterlijk ambtenaar tot 30 april 2006.
Dit arrest is gewezen door de president W.J.M Davids als voorzitter, de vice-president A.G. Pos, en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2006.