ECLI:NL:HR:2006:AX8887
Hoge Raad
- Raadkamer
- W.J.M. Davids
- A.G. Pos
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Verlenging van de schorsing van een rechterlijk ambtenaar in verband met verdenking van misdrijf
Op 13 maart 2006 heeft de Hoge Raad der Nederlanden in raadkamer een beslissing genomen over de vordering van de Procureur-Generaal tot verlenging van de schorsing van een raadsheer in het Gerechtshof te Leeuwarden. De schorsing was eerder al verlengd op 7 juli 2005, 28 september 2005 en 19 december 2005, telkens met drie maanden. De Procureur-Generaal heeft in zijn vordering aangegeven dat er een ernstig vermoeden bestaat van feiten of omstandigheden die tot ontslag van de betrokkene zouden kunnen leiden, zoals vermeld in artikel 46m van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra).
De betrokkene, geboren in 1957, heeft op 30 april 2006 ontslag aangevraagd en gekregen. De Hoge Raad heeft geconstateerd dat de redenen voor de schorsing nog steeds aanwezig zijn, vooral gezien de brief van de Hoofdofficier van Justitie waarin wordt aangegeven dat er binnenkort tot dagvaarding van de betrokkene zal worden overgegaan.
De raadsman van de betrokkene, mr. J.P. Plasman, heeft laten weten dat de betrokkene zich wenst te refereren aan het oordeel van de Hoge Raad en dat hij niet in raadkamer zal verschijnen. De Hoge Raad heeft, na het verhandelde in de eerdere raadkamers en de overgelegde stukken, besloten de schorsing van de betrokkene te verlengen tot 30 april 2006. Dit arrest is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.