ECLI:NL:HR:2006:AX8848
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over partner- en kinderalimentatie na echtscheiding met betrekking tot draagkracht en motivering
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de vaststelling van partner- en kinderalimentatie na hun echtscheiding. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft in eerste instantie bij de rechtbank Utrecht verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om alimentatie voor zowel haarzelf als voor hun minderjarige kind. De rechtbank heeft op 23 december 2004 de echtscheiding uitgesproken en op 2 maart 2005 de alimentatiebedragen vastgesteld op € 750,-- per maand voor de vrouw en € 165,-- per maand voor het kind. De man, verweerder in cassatie, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, dat op 15 september 2005 de eerdere beschikking gedeeltelijk heeft vernietigd en de alimentatiebedragen heeft aangepast. De vrouw heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 22 september 2006 geoordeeld dat de motivering van het hof met betrekking tot de draagkracht van de man voldoende was. De man had verzocht om de alimentatiebedragen op nihil te stellen, maar het hof had op basis van de beschikbare gegevens en de financiële situatie van de man, die werkzaam was bij Hoogland Trading Company en daarnaast als zelfstandig ondernemer actief was, de alimentatie voor het kind vastgesteld op € 50,-- per maand en de uitkering voor de vrouw op nihil. De Hoge Raad oordeelde dat de rechter niet verplicht is om alle berekeningen in zijn beschikking op te nemen en dat de motivering van het hof niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad heeft het beroep van de vrouw verworpen, waarmee de beslissing van het hof in stand bleef.