ECLI:NL:HR:2006:AX8841

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/202HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • P.C. Kop
  • J.C. van Oven
  • W.D.H. Asser
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en de verplichtingen van een bestuurder van een rechtspersoon

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een bestuurder van een rechtspersoon, in dit geval de Stichting Juweliers Belangen (SJB). Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.K. van der Brugge, heeft de bestuurder van SJB, verweerder, gedagvaard voor de rechtbank te Zutphen. De vordering van eiseres was gericht op het verkrijgen van een verklaring voor recht dat verweerder aansprakelijk is uit hoofde van onrechtmatige daad, en dat hij gehouden is tot schadevergoeding ten gevolge van de niet-nakoming van verplichtingen door SJB. Eiseres vorderde een bedrag van € 16.042,32, vermeerderd met rente en kosten.

De rechtbank heeft in een tussenvonnis een comparitie van partijen gelast en in een eindvonnis SJB veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 16.327,97, met rente, en heeft de proceskosten aan eiseres toegewezen. Verweerder heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat het eindvonnis heeft bekrachtigd. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen. De klachten die in de cassatiedagvaarding zijn aangevoerd, konden niet tot cassatie leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels op 6 oktober 2006.

Uitspraak

6 oktober 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/202HR
JMH/MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.K. van der Brugge,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij twee exploten van 12 september 2003 de Stichting Juweliers Belangen, gevestigd te Epe en kantoorhoudende te Lelystad, hierna: SJB, en verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de rechtbank te Zutphen en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ook ten aanzien van de proceskosten:
1. te verklaren voor recht dat [verweerder] jegens [eiseres] aansprakelijk is uit hoofde van onrechtmatige daad en mitsdien gehouden is tot vergoeding van de schade die [eiseres] lijdt en/of heeft geleden tengevolge van de niet-nakoming door SJB van haar verplichtingen jegens [eiseres];
2. SJB en [verweerder] ieder hoofdelijk ([verweerder] mede bij wege van schadevergoeding) des dat de een betalend, de ander tot dat bedrag zal zijn gekweten, te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van de som van € 16.042,32, vermeerderd met 1,5% rente per maand of deel van een maand over € 14.585,14 met ingang van 1 juni 2003 tot aan de dag van de algehele voldoening, zomede € 285,65 als contractuele kostenvergoeding, een en ander met veroordeling van hen (ieder hoofdelijk) in de kosten van het geding.
SJB en [verweerder] hebben de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 10 december 2003 een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 11 augustus 2004 SJB veroordeeld om aan [eiseres] te betalen de som van € 16.327,97, te vermeerderen met 1,5% rente per maand of deel van een maand over € 14.585,14 met ingang van 1 juni 2002 tot de dag der algehele voldoening, SJB en [verweerder] in de proceskosten veroordeeld, dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hetgeen meer of anders is gevorderd, afgewezen.
Tegen het eindvonnis heeft [eiseres] in de zaak tegen [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 12 april 2005 heeft het hof het eindvonnis van de rechtbank te Zutphen bekrachtigd en [eiseres] in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 6 oktober 2006.