ECLI:NL:HR:2006:AX8840

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/184HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de uitleg van een koopovereenkomst met betrekking tot onroerend goed en de verplichtingen van de verkoper en koper

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de verkoper, COBS INVESTMENT B.V., en de koper, aangeduid als [eiser], over de uitleg van een koopovereenkomst die op 10 februari 1999 is gesloten. De kern van het geschil betreft de vraag of de koper had aanvaard dat de onroerende zaak bij levering belast was met het recht van een derde tot gebruik en bewoning, of dat de verkoper zich had verplicht de woning leeg en ontruimd, vrij van rechten van derden, op te leveren. De verkoper heeft de koper gedagvaard voor de rechtbank te Breda en vorderingen ingesteld, waaronder de ontbinding van de koopovereenkomst en betaling van een gefixeerde boete van ƒ 80.000,--. De koper heeft de vorderingen bestreden en in reconventie ook vorderingen ingesteld tegen de verkoper.

De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 19 februari 2002 de koper tot bewijslevering toegelaten en in een eindvonnis van 12 november 2002 de vorderingen van de verkoper toegewezen, met inbegrip van een veroordeling tot betaling van een bedrag van € 54.453,63. Tegen dit eindvonnis heeft de verkoper hoger beroep ingesteld, waarop de koper voorwaardelijk incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft in zijn eindarrest van 15 maart 2005 het eindvonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van de verkoper toegewezen, terwijl de vorderingen van de koper in reconventie zijn afgewezen.

De koper heeft cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, die strekte tot verwerping van het beroep, gevolgd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de koper in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Dit arrest is gewezen op 29 september 2006.

Uitspraak

29 september 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/184HR
JMH/MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
COBS INVESTMENT B.V.,
gevestigd te Roosendaal,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. W.P. den Hertog.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: Cobs - heeft bij exploot van 23 augustus 2000 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank te Breda en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat de tussen Cobs en [eiser] op 10 februari 1999 gesloten overeenkomst wegens een toerekenbare tekortkoming van [eiser] per 23 december 1999, althans per 7 juli 2000 is ontbonden, althans deze overeenkomst te ontbinden;
2. [eiser] te veroordelen om in verband met het bepaalde in artikel 11.2 van de koopovereenkomst van 10 februari 1999 tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Cobs te voldoen de gefixeerde boete van ƒ 80.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 1999, althans vanaf 7 juli 2000, althans vanaf de dag dezer dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
3. [eiser] te veroordelen tot vergoeding van de (overige) schade die Cobs lijdt door de ontbinding van de koopovereenkomst van 10 februari 1999, deze schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
4. [eiser] te veroordelen tot terugbetaling van het voorschotbedrag van ƒ 200.000,--, vermeerderd met de daarover sedert 20 februari 1999 (de dag van betaling), althans sedert 23 december 1999, althans sedert 7 juli 2000, althans sedert de dag dezer dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening verschuldigde wettelijke rente;
5. [eiser] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
[Eiser] heeft de vorderingen onder 1, 2, 3 en 5 bestreden en ten aanzien van het in het petitum onder 4 gevorderde geconcludeerd tot toekenning aan Cobs van een bedrag van ƒ 120.000,-- en het meer gevorderde bestreden.
Voorts heeft hij in reconventie gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
(onvoorwaardelijk)
1. te verklaren voor recht dat de tussen [eiser] en Cobs op 10 februari 1999 gesloten overeenkomst wegens toerekenbare tekortkoming van Cobs per 6 januari 2000 is ontbonden, althans deze overeenkomst te ontbinden;
2. het beslag op het depot bij de notaris op te heffen en Cobs te veroordelen de schade die is ontstaan door het leggen van het onrechtmatige beslag te vergoeden, deze schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3. Cobs te veroordelen in de kosten ten aanzien van deze reconventionele procedure;
(voorwaardelijk)
4. Cobs te veroordelen aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen veertien dagen na dagtekening van de te wijzen vonnis te betalen een bedrag van ƒ 80.000,--, te verhogen met een vertragingsrente over dit bedrag vanaf 6 januari 2000 tot aan de dag der algehele voldoening.
Cobs heeft de vorderingen in reconventie bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 19 februari 2002 in conventie en in reconventie [eiser] tot bewijslevering toegelaten.
Bij eindvonnis van 12 november 2002 heeft de rechtbank:
in conventie:
- [eiser] veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Cobs Investment te voldoen een bedrag van € 54.453,63, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 6 januari 2000 tot aan de dag der algehele voldoening;
- dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- de proceskosten tussen partijen in die zin gecompenseerd dat elke partij zijn of haar eigen kosten draagt;
- hetgeen meer of anders is gevorderd afgewezen;
in reconventie:
- voor recht verklaard dat de tussen [eiser] en Cobs op 10 februari 1999 gesloten overeenkomst wegens toerekenbare tekortkoming van Cobs per 6 januari 2000 is ontbonden;
- het beslag opgeheven op het depot bij de notaris, voor zover dat beslag is gelegd voor meer dan hetgeen Cobs op grond van dit vonnis op de dag van de uitspraak te vorderen heeft, vermeerderd met een percentage van 20% over de hoofdsom van € 54.453,63 ter zake van nog te vervallen rente en kosten voor het geval niet onverwijld na deze uitspraak tot betaling uit het depot kan worden overgegaan;
- de proceskosten tussen partijen in die zin gecompenseerd dat elke partij zijn of haar eigen kosten draagt.
Tegen het eindvonnis heeft Cobs hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. [Eiser] heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij tussenarrest van 20 april 2004 heeft het hof [eiser] tot bewijslevering toegelaten.
Het hof heeft bij eindarrest van 15 maart 2005 in het principaal appel het eindvonnis van de rechtbank zowel in conventie als in reconventie vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Cobs in conventie toegewezen, de vorderingen van [eiser] in reconventie afgewezen, [eiser] in conventie en in reconventie in de proceskosten van beide instanties veroordeeld, dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het eindvonnis voor het overige bekrachtigd. In het incidenteel appel heeft het hof het tussenvonnis van de rechtbank van 19 februari 2002 bekrachtigd en [eiser] in de proceskosten van het hoger beroep veroordeeld.
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het anticipatie-exploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Cobs heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Cobs begroot op € 1161,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 29 september 2006.