ECLI:NL:HR:2006:AX8839

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/177HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de Staat voor onrechtmatige overheidsdaad in verband met geneesmiddelenvergoedingssysteem

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de N.V. Organon en de Staat der Nederlanden, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over de aansprakelijkheid van de Staat voor een onrechtmatige daad. De zaak is ontstaan naar aanleiding van een verzoek van Organon tot herziening van de indeling van hun antidepressivum Remeron in het geneesmiddelenvergoedingssysteem, dat onder het oude zorgstelsel viel. Organon had op 21 december 1998 een verzoek ingediend, maar de minister heeft pas op 31 augustus 2000 op dit verzoek beslist. Organon vorderde schadevergoeding van de Staat, omdat zij meende dat de Staat niet tijdig had gehandeld en daardoor schade had geleden, waaronder kosten van een restitutieregeling en verlies van marktaandeel.

De rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 15 januari 2003 de vorderingen van Nourypharma niet-ontvankelijk verklaard en de vorderingen van Organon afgewezen. Organon ging in hoger beroep bij het gerechtshof, dat op 7 april 2005 het vonnis van de rechtbank bekrachtigde. Hierop heeft Organon cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft op 20 oktober 2006 het beroep van Organon verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie aan Organon opgelegd, begroot op € 5.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

20 oktober 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/177HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. N.V. ORGANON,
2. ORGANON B.V., krachtens fusie rechtsopvolgster van Nourypharma B.V.
beide gevestigd te Oss,
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. J.B.M.M. Wuisman,
thans mr. J. de Bie Leuvelink Tjeenk,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaten: mrs. G. Snijders en D. Stoutjesdijk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie sub 1 en Nourypharma B.V., gevestigd te Oss - verder afzonderlijk te noemen: Organon en Nourypharma dan wel gezamenlijk in enkelvoud: Organon - hebben bij exploot van 26 juni 2001 verweerder in cassatie - verder te noemen: de Staat - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, voor zover de wet zulks toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat de Staat aansprakelijk is voor de schade, door Organon geleden als gevolg van de onrechtmatige handeling van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport jegens Organon, bestaande uit het niet voldoen aan haar verplichting om krachtens artikel 11 k, lid 7 juncto lid 5 van het Verstrekkingenbesluit Ziekenfondsverzekering, tijdig te beslissen op het op 21 december 1998 door Organon ingediende verzoek tot herziening van de indeling van haar geneesmiddel Remeron, nu de minister eerst op 31 augustus 2000 op dit verzoek heeft beslist;
2. de Staat op die grond (na vermindering van eis) te veroordelen tot vergoeding van de door Organon geleden schade, bestaande uit een bedrag van ƒ 16.307.284,-- (€ 7.399.922,80) ter zake van de kosten van de door Organon toegepaste restitutieregeling en uit de schade als gevolg van het verlies van marktaandeel door Organon, laatstgenoemde schadepost nader op te maken bij staat;
3. de Staat te veroordelen in de kosten van deze procedure.
De Staat heeft de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 15 januari 2003 Nourypharma niet-ontvankelijk in haar vorderingen verklaard, de vorderingen van Organon afgewezen en Nourypharma en Organon in de kosten van deze procedure veroordeeld.
Tegen dit vonnis heeft Organon hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 7 april 2005 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en Organon, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding in hoger beroep veroordeeld.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Organon beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van Organon heeft bij brief van 30 juni 2006 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Organon in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 5.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 20 oktober 2006.