ECLI:NL:HR:2006:AX8834

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/127HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldigheid van pandovereenkomsten in faillissement

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de curator van de gefailleerde moedervennootschap Sanilec Investments B.V. en haar huisbankier, ABN AMRO BANK N.V. De curator heeft de bank gedagvaard met de vordering dat de pandovereenkomsten die voor het faillissement zijn gesloten, niet rechtsgeldig zijn. De curator stelt dat de pandovereenkomsten van 3 en 8 maart 1999 nietig zijn en dat de bank onterecht betalingen heeft ontvangen op basis van deze overeenkomsten. De rechtbank te 's-Hertogenbosch heeft op 5 februari 2003 de vorderingen van de curator afgewezen, waarna de curator in hoger beroep ging. Het gerechtshof bekrachtigde op 11 januari 2005 het vonnis van de rechtbank, wat leidde tot een cassatieprocedure bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft op 22 september 2006 het beroep in cassatie verworpen. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De curator werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de bank zijn begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Deze uitspraak benadrukt de rechtsgeldigheid van pandovereenkomsten in het faillissementsrecht en de rol van de curator in het aanvechten van dergelijke overeenkomsten. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in gevallen waar de geldigheid van overeenkomsten in faillissement ter discussie staat.

Uitspraak

22 september 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/127HR
JMH/MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
Mr. Sebastiaan Maarten Marie VAN DOORN, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van SANILEC INVESTMENTS B.V.,
wonende te Vught,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai,
t e g e n
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.B.M.M. Wuisman.
1. Het geding in feitelijke instanties
Mr. Emile Gerard Joseph Marie Bogaers, wonende te Helvoirt, gemeente Haaren, en eiser tot cassatie - verder te noemen: de curatoren dan wel in enkelvoud: de curator - hebben bij exploot van 11 september 2001 verweerster in cassatie - verder te noemen: de Bank - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor recht dat de pandovereenkomsten tussen Sanilec Investments B.V. (hierna: Sanilec) en de Bank van 3 maart en 8 maart 1999 niet rechtsgeldig tot stand zijn gekomen en mitsdien nietig zijn, althans te vernietigen de rechtshandelingen waarbij Sanilec de ten processe bedoelde teruggaves vennootschapsbelasting aan de Bank heeft verpand, en
- de Bank te veroordelen om aan de failliete boedel van Sanilec tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen al hetgeen de Bank op basis van de (nietige althans te vernietigen) pandakten van de Belastingdienst Grote Ondernemingen te Eindhoven heeft ontvangen, althans ten titel van schadevergoeding aan de failliete boedel van Sanilec te betalen de schade die de gezamenlijke crediteuren van Sanilec hebben geleden als gevolg van het in het lichaam van de dagvaarding omschreven onrechtmatig handelen, welke schade nader is op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
- al het verschuldigde te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding en met veroordeling van de Bank in de kosten van het geding.
De Bank heeft de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 5 februari 2003 de vorderingen afgewezen en de curatoren in de kosten van deze procedure veroordeeld.
Tegen het vonnis heeft de curator hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 11 januari 2005 heeft het hof voormeld vonnis van de rechtbank bekrachtigd en de curator in de kosten van het geding in hoger beroep veroordeeld.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de curator beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Bank heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de curator heeft bij brief van 22 juni 2006 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep;
veroordeelt de curator in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Bank begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 22 september 2006.