ECLI:NL:HR:2006:AX8612
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van kosten bij samenloop van inkomsten uit tegenwoordige en vroegere arbeid
In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van kosten in het kader van de inkomstenbelasting, specifiek in het geval van een 'gouden handdruk'. De belanghebbende ontving in 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, die na bezwaar door de Inspecteur werd verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 143.448. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierna stelde de belanghebbende cassatie in tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, waarop de belanghebbende een conclusie van repliek indiende.
De Hoge Raad overweegt dat de 'gouden handdruk' die de belanghebbende ontving, een vergoeding is voor in de toekomst te derven inkomsten en derhalve moet worden aangemerkt als inkomsten uit arbeid. Dit betekent dat de ontbindingsvergoeding tot de inkomsten behoort en dat de aftrekbaarheid van arbeidskosten afhankelijk is van de wetgeving. De Hoge Raad stelt vast dat de wet geen mogelijkheid biedt om zowel de werkelijke kosten als het forfaitaire bedrag aan aftrekbare kosten te claimen. De klachten van de belanghebbende, die betogen dat de 'gouden handdruk' niet als inkomsten uit tegenwoordige arbeid kan worden aangemerkt, worden verworpen.
De Hoge Raad concludeert dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden, omdat de door het Hof gemaakte oordelen juist zijn. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.A. Streefkerk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2006.