ECLI:NL:HR:2006:AX7957
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewijs van recidive in strafzaak tegen verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 september 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte was veroordeeld voor het medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, en voor het overtreden van de Vuurwapenverordening. De Hoge Raad moest beoordelen of de strafverzwarende omstandigheid van recidive op juiste wijze was vastgesteld door het Hof. De verdachte had eerder een gevangenisstraf ondergaan en de vraag was of deze eerdere veroordeling op een wettige manier als bewijs kon worden gebruikt in de huidige zaak.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat het uittreksel uit het documentatieregister, dat de eerdere veroordeling van de verdachte bevatte, als wettig bewijs kon dienen. Dit geschrift was opgemaakt door een openbaar college en voldeed aan de eisen van artikel 387, eerste lid, aanhef onder c, van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen. De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring van de strafverzwarende omstandigheid van recidive voldoende was onderbouwd en dat het middel van de verdachte faalde.
Uiteindelijk verwierp de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere veroordeling en de opgelegde straf van twaalf jaren gevangenisstraf in stand bleven. Deze uitspraak bevestigt de noodzaak van wettige bewijsmiddelen bij het vaststellen van strafverzwarende omstandigheden in strafzaken.