ECLI:NL:HR:2006:AX7809
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsuitkeringen en verzwijging van eigen vermogen
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen door de Gemeente Haren van een voormalige uitkeringsgerechtigde, aangeduid als [verweerder]. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep van de Gemeente tegen een beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden, die de vordering tot terugvordering had afgewezen. De Gemeente had van 1 februari 1982 tot 1 september 1992 bijstandsuitkeringen verstrekt aan [verweerder], die verzuimd had zijn eigen vermogen te melden bij de aanvraag van de uitkering. De Hoge Raad verwijst naar een eerder arrest van 7 april 2000, waarin het vonnis van de rechtbank te Groningen werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar het hof.
In de procedure na verwijzing heeft het hof geoordeeld dat de Gemeente niet gerechtigd was om de uitkeringen terug te vorderen, omdat de interingsmethodiek niet correct was toegepast. De Gemeente had aanvankelijk een totaalbedrag teruggevorderd, maar beperkte haar vordering in hoger beroep tot een specifiek bedrag dat betrekking had op de periode van 12 april 1990 tot 1 september 1992. Het hof oordeelde dat de interingsberekening moest uitgaan van het vermogen van [verweerder] voorafgaand aan de bijstandsverlening, en dat de aanvangsdatum voor de fictieve intering 1 februari 1982 moest zijn.
De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof en verwerpt het cassatieberoep. De Gemeente wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op € 2.113,69. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van correcte informatieverstrekking door uitkeringsgerechtigden en de gevolgen van verzwijging van vermogen voor de terugvordering van bijstandsuitkeringen.