ECLI:NL:HR:2006:AX7802
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Geschil over de rechtsgrond van een door de koper gestort bedrag bij de aankoop van een woning
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een koper en verkoper van een woning over de rechtsgrond van een door de koper gestort bedrag van ƒ 20.000,--. De koper, [eiser 1], had dit bedrag gestort ten behoeve van de verkoper, [verweerder 1], en de vraag is of dit bedrag moet worden gekwalificeerd als waarborgsom of als koopoptie. De zaak begint met een gesprek tussen de partijen op 26 oktober 2001, waar zij het eens worden over een koopsom van ƒ 500.000,-- en een levering omstreeks april 2002. Er is echter onduidelijkheid over de status van de overeenkomst en de betaling van de waarborgsom. De verkoper stelt dat er geen bindende koopovereenkomst is tot stand gekomen, terwijl de koper dit wel beweert.
De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 15 oktober 2002 de koper toegelaten tot bewijslevering, maar na getuigenverhoren oordeelde de rechtbank dat de verkoper niet was geslaagd in het tegenbewijs. In een eindvonnis van 4 februari 2004 heeft de rechtbank de vordering van de koper toegewezen, maar het gerechtshof heeft in hoger beroep de vonnissen van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van de koper afgewezen. De koper heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelt dat de koper in hoger beroep niet voldoende nieuwe feiten heeft gesteld om zijn stelling dat het bedrag van ƒ 20.000,-- een waarborgsom was, te onderbouwen. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de koper in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest benadrukt het belang van de stelplicht en bewijslevering in civiele procedures, vooral in gevallen waar de partijen verschillende interpretaties hebben van de gemaakte afspraken.