ECLI:NL:HR:2006:AX7454
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over profijtontneming en soortgelijke feiten in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende profijtontneming in het strafrecht. De zaak betreft een betrokkene die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van invoer en/of uitvoer van verdovende middelen, specifiek heroïne en cocaïne. De betrokkene had een betalingsverplichting opgelegd gekregen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, gebaseerd op het witwassen van gelden uit de handel in verdovende middelen. De Hoge Raad oordeelde dat het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba onjuist had geoordeeld door het witwassen aan te merken als soortgelijk feit in de zin van artikel 38e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba. De Hoge Raad verduidelijkte dat onder 'soortgelijke feiten' dienen te worden verstaan feiten die tot dezelfde categorie behoren als het strafbare feit waarvoor de betrokkene is veroordeeld. Aangezien het Hof had geoordeeld dat de betrokkene voordeel had genoten uit het witwassen, terwijl dit niet als soortgelijk feit kan worden aangemerkt, vernietigde de Hoge Raad de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof voor herbeoordeling. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, wat van belang is voor de toekomstige beoordeling van de betalingsverplichting.