ECLI:NL:HR:2006:AX6738

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R05/034HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen minderjarig kind en vader na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de vaststelling van een omgangsregeling tussen een minderjarig kind en haar vader. De vader, verzoeker tot cassatie, heeft op 10 april 2003 een verzoekschrift ingediend bij de kinderrechter in Amsterdam om een omgangsregeling vast te stellen voor zijn dochter, geboren op [geboortedatum] 1995. Hij verzocht om omgang op één vrijdag per veertien dagen en één weekend per veertien dagen. De moeder, verweerder in cassatie, heeft het verzoek bestreden. De kinderrechter heeft op 20 mei 2003 het verzoek van de vader afgewezen en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hierop heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.

Het gerechtshof heeft bij tussenbeschikking van 12 februari 2004 de raad voor de kinderbescherming verzocht om een schriftelijk verslag en advies. Bij eindbeschikking van 9 december 2004 heeft het hof de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd. Tegen deze eindbeschikking heeft de vader cassatie ingesteld. De moeder heeft geen verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de beschikking is openbaar uitgesproken op 15 september 2006.

Uitspraak

15 september 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/034HR
JMH/MK
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 10 april 2003 gedateerd en op 18 april 2003 ter griffie van de rechtbank te Amsterdam ingediend verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de vader - zich gewend tot de kinderrechter aldaar en verzocht een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en zijn uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk met verweerster in cassatie - verder te noemen: de moeder - op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] geboren dochter [de dochter], waarbij hij gedurende een periode van drie maanden één vrijdag per veertien dagen van 11.45 uur tot 18.00 uur en na ommekomst van deze periode daarnaast één weekend per veertien dagen vanaf zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur omgang met zijn dochter zal hebben.
De moeder heeft het verzoek bestreden.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 20 mei 2003 het verzoek van de vader afgewezen en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Tegen deze beschikking heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij tussenbeschikking van 12 februari 2004 heeft het hof de raad voor de kinderbescherming te Amsterdam verzocht schriftelijk verslag en nader advies uit te brengen en bij eindbeschikking van 9 december 2004 de beschikking waarvan beroep bekrachtigd.
Beide beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de eindbeschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 15 september 2006.