ECLI:NL:HR:2006:AX6437
Hoge Raad
- Herziening
- C.J.G. Bleichrodt
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis inzake feitelijke aanranding van de eerbaarheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 mei 2006 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Almelo, dat op 4 april 2005 was uitgesproken. De aanvrager, geboren in 1951 en wonende te [woonplaats], was veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid tot twee weken gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van tachtig uren. De aanvrage tot herziening werd ingediend door mr. R.F. Speijdel, advocaat te Enschede.
De Hoge Raad heeft de aanvrage beoordeeld aan de hand van de stukken van het dossier, waaronder verklaringen van getuigen en proces-verbalen van de politie. De aanvrager stelde dat getuige [getuige 1] niet meer achter zijn eerdere verklaring stond en dat een verklaring van deze getuige van 13 januari 2006 ontlastend was voor de aanvrager. De Hoge Raad oordeelde dat de bij de aanvrage gevoegde verklaring onvoldoende grond bood voor een ernstig vermoeden dat, indien deze eerder bekend was geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvrage tot herziening afgewezen, waarbij werd vastgesteld dat de aanvrage kennelijk ongegrond was. De uitspraak werd gedaan door vice-president C.J.G. Bleichrodt, met medewerking van raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en werd uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart.