ECLI:NL:HR:2006:AX6409

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01494/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een vonnis van de Kantonrechter wegens niet-naleving van wettelijke aantekenvereisten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van de Kantonrechter te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld tot een geldboete van € 35,- voor het overtreden van een voorschrift uit de Algemene Politieverordening voor 's-Gravenhage 1982. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. van Solingen. De Advocaat-Generaal Vellinga concludeerde dat de bestreden uitspraak vernietigd diende te worden en dat de zaak teruggeworpen moest worden naar de Kantonrechter voor herbehandeling.

De Hoge Raad oordeelde dat het vonnis van de Kantonrechter niet op de juiste wijze was aangetekend, zoals vereist door de wet. Volgens artikel 395a, vierde lid, (oud) Sv, dient een vonnis van de Kantonrechter, indien binnen drie maanden na de uitspraak een gewoon rechtsmiddel wordt aangewend, te worden aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting. In deze zaak was er enkel een proces-verbaal van de terechtzitting van 24 juni 2004, waarin de Kantonrechter had verklaard dat de uitspraak was gedaan conform een aangehechte kopie van de aantekening mondeling vonnis. De Hoge Raad concludeerde dat de Kantonrechter niet had mogen volstaan met een aantekening als bedoeld in artikel 395a (oud) Sv, het zogenaamde stempelvonnis.

Het verzuim in de aantekening leidde ertoe dat niet kon worden vastgesteld of de wettelijke vereisten waren nageleefd, waardoor de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de Kantonrechter en wees de zaak terug naar de Rechtbank te 's-Gravenhage, sector Kanton, voor een nieuwe behandeling en afdoening van de zaak.

Uitspraak

27 juni 2006
Strafkamer
nr. 01494/05
EC/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage, sector Kanton, locatie 's-Gravenhage, van 24 juni 2004, nummer 09/152363-04, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Kantonrechter heeft de verdachte ter zake van "overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 19 lid 1 van de Algemene Politieverordening voor 's-Gravenhage 1982" veroordeeld tot een geldboete van € 35,-, subsidiair één dag hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M. van Solingen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar de Rechtbank te 's-Gravenhage, sector kanton, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat het vonnis van de Kantonrechter niet is aangetekend op de wijze als in de wet voorzien.
3.2. De bestreden uitspraak is aangetekend op de wijze als voorzien in art. 395a, eerste lid, (oud) Sv.
3.3. Volgens art. 395a, vierde lid,(oud) Sv in verbinding met art. 395, tweede lid aanhef en onder c, (oud) Sv dient een vonnis van de Kantonrechter, indien binnen drie maanden na de uitspraak van dit vonnis een gewoon rechtsmiddel wordt aangewend, te worden aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting op een wijze als door de Minister van Justitie te bepalen. Bij de stukken van het geding bevindt zich enkel een proces-verbaal van de terechtzitting van de Kantonrechter van 24 juni 2004.
Volgens dat proces-verbaal heeft de Kantonrechter uitspraak gedaan "conform aangehechte kopie van de aantekening mondeling vonnis". Bij de stukken van het geding bevindt zich de aantekening mondeling vonnis.
3.4. De Kantonrechter had, in aanmerking genomen hetgeen hiervoor is overwogen, niet mogen volstaan met een aantekening als bedoeld in art. 395a (oud) Sv, het zogenaamde stempelvonnis. Bedoeld verzuim brengt mee dat, nu niet kan worden vastgesteld of de in art. 80, tweede lid, RO bedoelde vormen zijn nageleefd, het bestreden vonnis niet in stand kan blijven en terugwijzing moet volgen.
3.5. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar de Rechtbank te 's-Gravenhage, sector Kanton, opdat de zaak op de bestaande dagvaarding opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 27 juni 2006.
Mr. Van Dorst is buiten staat dit arrest te ondertekenen.