ECLI:NL:HR:2006:AX6409
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een vonnis van de Kantonrechter wegens niet-naleving van wettelijke aantekenvereisten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van de Kantonrechter te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld tot een geldboete van € 35,- voor het overtreden van een voorschrift uit de Algemene Politieverordening voor 's-Gravenhage 1982. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. van Solingen. De Advocaat-Generaal Vellinga concludeerde dat de bestreden uitspraak vernietigd diende te worden en dat de zaak teruggeworpen moest worden naar de Kantonrechter voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat het vonnis van de Kantonrechter niet op de juiste wijze was aangetekend, zoals vereist door de wet. Volgens artikel 395a, vierde lid, (oud) Sv, dient een vonnis van de Kantonrechter, indien binnen drie maanden na de uitspraak een gewoon rechtsmiddel wordt aangewend, te worden aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting. In deze zaak was er enkel een proces-verbaal van de terechtzitting van 24 juni 2004, waarin de Kantonrechter had verklaard dat de uitspraak was gedaan conform een aangehechte kopie van de aantekening mondeling vonnis. De Hoge Raad concludeerde dat de Kantonrechter niet had mogen volstaan met een aantekening als bedoeld in artikel 395a (oud) Sv, het zogenaamde stempelvonnis.
Het verzuim in de aantekening leidde ertoe dat niet kon worden vastgesteld of de wettelijke vereisten waren nageleefd, waardoor de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de Kantonrechter en wees de zaak terug naar de Rechtbank te 's-Gravenhage, sector Kanton, voor een nieuwe behandeling en afdoening van de zaak.