ECLI:NL:HR:2006:AX6377

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
41968
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • P. Lourens
  • E.N. Punt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Hof inzake aansprakelijkstelling door de Ontvanger

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 februari 2005, waarin de aansprakelijkstelling van belanghebbende door de Ontvanger werd behandeld. De Ontvanger had op 25 april 2003 een beschikking genomen waarbij belanghebbende aansprakelijk werd gesteld voor een bedrag van € 12.097, dat betrekking had op door B Inc. verschuldigde loonbelasting en omzetbelasting over de jaren 1998 en 1999. Na bezwaar tegen deze beschikking, heeft de Ontvanger de uitspraak op bezwaar gehandhaafd, waarop belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en droeg de Ontvanger op om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar.

Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Het Hof heeft zijn oordeel gebaseerd op de overweging dat de wijze waarop de Ontvanger informatie van H heeft verkregen, niet in strijd is met de verwachtingen van een behoorlijk handelend bestuursorgaan. De klachten van belanghebbende over de motivering van het Hof konden niet tot cassatie leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat belanghebbende belang heeft bij het bestrijden van het oordeel van het Hof, omdat dit oordeel de Ontvanger niet belet om de informatie te gebruiken in de nieuwe beslissing op het bezwaar. De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat de klacht van belanghebbende over de proceskostenveroordeling niet tot cassatie kan leiden, omdat het Hof geen onjuiste rechtsopvatting heeft gegeven en de waarderingen feitelijk van aard zijn. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Nr. 41.968
2 juni 2006
RW
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 februari 2005, nr. P03/04060, betreffende na te melden aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Bij beschikking van 25 april 2003 heeft de Ontvanger belanghebbende aansprakelijk gesteld voor een deel ad € 12.097 van door B Inc. verschuldigde loonbelasting en omzetbelasting over de jaren 1998 en 1999, welke beschikking, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Ontvanger is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de Ontvanger opgedragen opnieuw uitspraak op het bezwaar te doen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Het Hof heeft, belanghebbende op dit punt in het ongelijk stellend, geoordeeld dat de informatie welke de Ontvanger heeft ingewonnen bij H, voor deze procedure niet buiten beschouwing behoeft te blijven. Nu door dit oordeel er voor de Ontvanger geen beletsel is die informatie een rol te laten spelen in het kader van de door hem te nemen nieuwe beslissing op het bezwaarschrift van belanghebbende, heeft belanghebbende belang bij het in cassatie bestrijden van voormeld oordeel.
3.2. Het Hof heeft zijn oordeel doen steunen op de overwegingen dat de wijze waarop de Ontvanger informatie van H heeft verkregen, niet in strijd is met hetgeen van een behoorlijk handelend bestuursorgaan mag worden verwacht, en dat de Ontvanger, door de wijze van informatievergaring bij H, zijn mogelijkheid om zonder een beroep te hoeven doen op een wettelijke bevoegdheid de beschikking te krijgen over de gevraagde informatie, niet te buiten is gegaan.
De hiertegen gerichte motiveringsklachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.3. De klacht dat het Hof ten onrechte geen bijzondere omstandigheden aanwezig heeft geacht die rechtvaardigen om met betrekking tot de proceskostenveroordeling af te wijken van de normering van het Besluit proceskosten bestuursrecht, kan evenmin tot cassatie leiden. 's Hofs oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het behoefde ook geen nadere motivering.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2006.