ECLI:NL:HR:2006:AX6376

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
41822
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onjuiste berekening van belastbaar inkomen door Hof met betrekking tot fiscale oudedagsreserve

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 4 februari 2005, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende was opgelegd voor het jaar 2000. De aanslag was vastgesteld op een belastbaar inkomen van ƒ 17.554. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de aanslag verlaagde tot een belastbaar inkomen van ƒ 11.040.

De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat het Hof de hoogte van het belastbare inkomen onjuist heeft berekend. Het middel dat door de Staatssecretaris van Financiën is ingediend, betoogt dat het Hof, na gegrondbevinding van het beroep, de fiscale oudedagsreserve onjuist heeft behandeld. De Hoge Raad concludeert dat in de aangifte al rekening was gehouden met een dotatie van ƒ 4153 aan de fiscale oudedagsreserve. Het Hof heeft deze dotatie ten onrechte tweemaal in aanmerking genomen bij de berekening van het belastbare inkomen.

Op basis van deze overwegingen heeft de Hoge Raad de uitspraak van het Hof vernietigd en het belastbare inkomen vastgesteld op ƒ 15.193. De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond en vermindert de aanslag tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 15.193. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 2 juni 2006.

Uitspraak

Nr. 41.822
2 juni 2006
RW
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 4 februari 2005, nr. BK-03/02725, betreffende na te melden aan X te Z opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 17.554, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 11.040. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het middel
Het middel, dat betoogt dat het Hof, na gegrondbevinding van het beroep van belanghebbende, de hoogte van het belastbare inkomen onjuist heeft berekend, slaagt.
De stukken van het geding laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat in de aangifte reeds rekening was gehouden met een dotatie van ƒ 4153 aan de fiscale oudedagsreserve. Door bij zijn berekening van het belastbare inkomen na gegrondbevinding van het beroep uit te gaan van het bedrag van het belastbare inkomen zoals dat uit de aangifte volgt en door vervolgens op dat bedrag het bedrag van de volledige dotatie aan de fiscale oudedagsreserve in mindering te brengen, heeft het Hof het bedrag van ƒ 4153 ten onrechte tweemaal in aanmerking genomen als dotatie aan de fiscale oudedagsreserve.
Op grond van het hiervóór overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. Het belastbare inkomen dient te worden vastgesteld op (ƒ 11.040 + ƒ 4153 =) ƒ 15.193.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, voorzover daarbij de aanslag is verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 11.040, en
vermindert de aanslag tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 15.193.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2006.