ECLI:NL:HR:2006:AX6277
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.W. Ilsink
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige aanhouding en gevolgen voor strafoplegging in verband met Wet wapens en munitie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 augustus 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was op 4 juli 2002 aangehouden tijdens een algemene verkeerscontrole, omdat hij gesignaleerd zou staan voor uitlevering aan Spanje. Tijdens de aanhouding meldde de verdachte dat er een pistool in zijn tas zat, waarna bij een insluitingsfouillering een vuurwapen werd aangetroffen. De verdachte werd vervolgens in verzekering gesteld op verdenking van overtreding van de Wet wapens en munitie. Echter, op 6 juli 2002 bleek dat de verdachte niet degene was die gesignaleerd stond, en hij werd heengezonden.
De advocaat van de verdachte voerde in hoger beroep aan dat de aanhouding onterecht was, omdat deze was gebaseerd op een onjuiste signalering. De raadsvrouw stelde dat de verdachte niet de gelegenheid had gekregen om de onrechtmatige inverzekeringstelling bij de rechter-commissaris te bespreken en vroeg om een strafverlaging op basis van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof verwierp dit verweer, en de Hoge Raad bevestigde deze beslissing. De Hoge Raad oordeelde dat de onrechtmatige aanhouding niet als een vormverzuim kon worden aangemerkt dat invloed had op het onderzoek naar de tenlastegelegde overtredingen van de Wet wapens en munitie.
De Hoge Raad concludeerde dat de dagen die de verdachte na zijn aanhouding in verzekering had doorgebracht, in mindering zouden strekken op de opgelegde straf, en dat het verweer van de raadsvrouw terecht was verworpen. Het beroep in cassatie werd verworpen, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen gronden aanwezig waren voor vernietiging van de bestreden uitspraak.